Xenophon
Anabasis III, 3, 2-14
Het optreden van Xenophon2. Toen de strategen gevangengenomen waren en zij die aan de officieren en van de soldaten meegegaan waren gedood waren, zaten de Grieken diep in de problemen; ze bedachten zich immers dat ze in het hart van het Perzische rijk waren, dat ze langs alle kanten omsingeld waren door vele vijandige volkeren en steden, dat waarschijnlijk niemand hen een gelegenheid zou verschaffen om levensmiddelen te kopen, dat ze niet minder dan 10.000 stadi�n van Griekenland verwijderd waren, dat ze geen gids hadden om hen de weg te wijzen, dat ondoorwaadbare rivieren in het midden van hun weg naar huis hen de pas afsneden, dat ook de Perzen die samen met Cyrus optrokken hen verraden hadden en dat ze alleen achtergebleven waren, zonder ook maar ��n ruiter als bondgenoot zodat het overduidelijk was dat als ze zouden overwinnen ze niemand zouden kunnen doden , maar dat in het geval van een nederlaag niemand het zou overleven.
3. Toen ze die dingen inzagen en moedeloos waren, aten enkelen tegen de avond wat graan, maakten er enkelen een vuur, maar velen kwamen die nacht niet naar de legerplaats, maar rustten uit waar ieder toevallig was. Terwijl ze niet konden slapen door verdriet en verlangen naar hun vaderstad, hun ouders, hun vrouw en hun kinderen, die ze meenden nooit meer te zullen weerzien; In die gemoedstoestand probeerden ze zo dus allemaal uit te rusten.
4. Maar in het leger was er een zekere Athener, Xenophon, die noch als strateeg, noch als officier en noch als soldaat meegegaan was, maar omdat Proxenus, die een oude gastvriend was, hem uitgenodigd had; hij had hem beloofd dat, als hij zou komen, hij hem tot een vriend van Cyrus zou maken, die, zo zei hij zelf, hij voor hem meer betekende dan zijn vaderland.
5. Nadat Xenophon de brief gelezen had, vroeg hij Socrates de Athener, echter om raad over de tocht. En omdat Socrates vermoedde dat het worden van een vriend van Cyrus op de een of andere manier aanleiding tot een klacht vanwege de stad zou kunnen geven, omdat het scheen dat Cyrus bereidwillig met de Spartanen tegen de Atheners mee-
gevochten had, raadde hij Xenophon aan naar Delphi te gaan en de god Apollo advies te vragen over de tocht
6. Nadat Xenophon gegaan was, vroeg hij Apollo aan welke goden hij moest offeren en bidden om de tocht die hij in gedachten had in ideale omstandigheden(/op z�n best) af te leggen en na geslaagd te zijn behoudens terug te keren. En Apollo wees hem de goden aan aan wie het nodig was te offeren.
7. Bij zijn terugkeer vertelde hij het orakel aan Socrates. Nadat deze geluisterd had, berispte hij hem echter omdat hij niet eerst gevraagd had of het voor hem het beste was te vertrekken of te blijven, maar zelf geoordeeld had dat hij moest gaan en gevraagd had hoe hij de tocht het best zou kunnen maken. �Omdat je het echter zo gevraagd hebt, is het nodig te doen wat de god bevolen heeft,� zei hij (Socrates).
8. Nadat Xenophon dus zo geofferd had aan hen die de god aangewezen had, voer hij uit en trof in Sardes Proxenus en Cyrus aan, die reeds op het punt stonden aan de tocht te beginnen, en hij werd voorgesteld aan Cyrus.
9. Toen Proxenus en Cyrus hem aandrongen te blijven, zei hij dat zodra de veldtocht zou eindigen, hij hem onmiddellijk zou wegsturen. En men zei dat de tocht tegen de Pisidi�rs gericht was.
10. Hij trok op na op die manier misleid te zijn - niet door Proxenus; die wist immers niet dat de tocht een onderneming tegen de koning was, evenmin als de andere Grieken, behalve Clearchus, maar toen ze naar Cilici� gingen, scheen het aan allen dat het duidelijk was dat de tocht tegen de koning gericht was. Maar hoewel ze de tocht vreesden en niet enthousiast waren, ging de meerderheid toch mee uit schaamte ten opzichte van elkaar en Cyrus, en ��n van hen was Xenophon.
11. En toen dat probleem er was, had hij samen met de anderen verdriet en kon hij niet slapen; maar toen hij toch eventjes slaap vatte, had hij een droom. Nadat er een onweer ontstaan was, scheen hem de bliksem in te slaan in zijn vaderlijk huis en ten gevolge daarvan helemaal in lichterlaaie te staan.
12. Onmiddellijk werd hij hevig verschrikt wakker en beoordeelde de droom op de ene manier als goed, omdat hij in die inspanningen en gevaren een groot licht, dat van Zeus afkomstig was, meende te zien, maar langs de andere kant vreesde hij dat hij niet uit de streek van de koning zou kunnen weggaan, maar langs alle kanten door problemen ingesloten zou worden, omdat de droom hem afkomstig van Zeus-Koning scheen te zijn en het vuur rondom hem scheen te laaien. Het is mogelijk de betekenis van het zien van zo'n droom te onderzoeken uit de gebeurtenissen na de droom.
13. Er gebeurde immers het volgende.
Onmiddellijk nadat hij wakker geworden was, viel er hem eerst een gedachte binnen: �Wat lig ik hier te liggen? De macht vordert en het is te verwachten dat samen met de dag(eraad) de vijanden zullen terugkeren. Als we in handen van koning vallen, wat zal dan verhinderen dat wij na al de vreselijkste dingen beleefd te hebben en al de verschrikkelijkste dingen ondergaan te hebben, zullen sterven in smadelijke omstandigheden?
14. Niemand maakt zich klaar en niemand zorgt ervoor dat we ons verdedigen, maar we liggen hier, alsof we ons kunnen permitteren werkloos te zijn. Moet ik wachten tot een strateeg die dingen doet en uit welke stad moet die komen? Tot welke leeftijd me bereikt, zal ik wachten? Ik zal immers niet oud worden als ik mezelf vandaag aan de vijand verraad.