Vivat Roma > Boek 1
Hoofdstuk ?, tekst ?: mercurius (versie 2)
Zodra Mercurius met zijn gevleugelde voeten de aarde had aangeraakt, zag hijAeneas, die nieuwe huizen aan het bouwen was. Hij droeg het zwaard
dat Dido hem had gegeven. Een purperen mantel, die Dido voor hem
gemaakt had, hing vanaf zijn schouders. Meteen viel Mercurius hem
5 aan met deze woorden:
‘Jij, die nu hoge fundamenten van Carthago plaatst / stort en
een mooie stad voor Dido bouwt, ach, waarom bekommer je je niet
om je eigen rijk? De vader der goden, die hemel
en aarde met zijn goddelijke wil bestuurt, zendt mij vanaf de heldere Olympus [weg].
10 Zelf beveelt hij me deze opdrachten voor jou door de lucht te brengen:
Waar ben je mee bezig? Met welke verwachting breng je de tijd in Afrika door
te midden van je vijanden? Als (dan al) geen enkel verlangen naar een rijk jou
beweegt / beroert, bekommer je dan
tenminste om Ascanius, die in Italië een rijk te wachten staat.
Niet staat het jou vrij in Afrika te blijven. De lotsbeschikkingen staan dat in de weg /
verbieden dat.’
15 Nadat hij deze woorden gezegd had, verdween hij uit zijn ogen
de lucht in. Door / van angst stonden Aeneas’ haren recht overeind en zijn stem
bleef steken in zijn keel. Hij brandt van verlangen om weg te gaan en meteen Afrika
te verlaten.