Via Nova > Boek 4
Hoofdstuk 6 (Livius), tekst: Oproep tot wraak
58.6 Spurius Lucretius kwam met P. Valerius, de zoon van Valesi, Collatinus kwam met Lucius Iunius Brutus, met wie hij toevallig was aangetroffen door de bode van zijn vrouw, toen hij terugkeerde naar Rome. Zij troffen Lucretia aan, diep bedroefd zittend in de slaapkamer.58.7 Bij de komst van haar familie welden tranen op, toen haar man vroeg: 'Is het wel goed met je?', zei zij: 'Helemaal niet; wat kan er goed zijn aan een vrouw na het verliezen van haar kuisheid? De sporen van een vreemde man, Collatinus, zijn in jouw bed. Overigens is slecht mijn lichaam geschonden, mijn geest is onschuldig; de dood zal getuige zijn. Maar geef je rechterhand en woord van trouw dat dit voor de echtbreker niet ongestraft zal zijn.
58.8 Het is Sextus Tarquinius, die als vijand in plaats van gast in de afgelopen nacht gewapend met geweld hiervandaan een voor mij en, als jullie mannen zijn, ook voor hemzelf verderf brengende vreugde heeft weggehaald.'
58.9 Achtereenvolgens gaven allen hun woord van trouw; ze troostten de doodongelukkige vrouw door de schuld af te wenden van haar, die gedwongen was, naar de dader van het vergrijp: ze zeiden dat de geest een fout maakt, niet het lichaam, en dat er geen schuld is, waar opzet afwezig is geweest.
58.10 Ze zei: 'Jullie moeten maar zien, wat hem toekomt; hoewel ik mij vrijspreek van de fout, bevrijd ik mijzelf niet van de doodstraf; en geen enkele onkuise vrouw zal vervolgens leven door het voorbeeld van Lucretia.
58.11 Het mes, dat ze onder haar kleding verborgen hield, stak ze in haar hart en voorovervallend in de wond viel ze stervend neer.
58.12 Har man en vader gaven een schreeuw.