Via Nova > Boek 3
Hoofdstuk 7: r. 65-80 De muur
De muur, gemeenschappelijk aan beide huizen, was gespleten in een fijnscheurtje, dat hij ooit had opgelopen, toen hij gemaakt werd. Deze fout, door
niemand opgemerkt gedurende lange eeuwen (wat merkt de liefde niet?) zagen
jullie als eersten, geliefden, en jullie maakten een weg voor jullie stem en
daardoorheen staken gewoonlijk lieve woordjes onder zeer zacht gefluister veilig
over. Vaak, wanneer Thisbe aan de ene kant, en Pyramus aan de andere kant was
gaan staan, en er om beurten gehijg van hun mond was opgevangen, zeiden ze:
“Jaloerse muur, waarom sta je de geliefden in de weg? Wat zou het een
kleinigheid zijn, dat je toeliet, dat wij met heel ons lichaam verbonden worden,
of, als dit teveel is, tenminste zou openstaan voor het geven van kussen! Maar
wij zijn niet ondankbaar: wij geven toe dat wij aan jou verschuldigd zijn, dat
aan onze woorden een overtocht is gegeven tot geliefde oren.” Nadat zij
dergelijke dingen tevergeefs op verschillende plaatsen gezegd hadden, zeid!
en ze tegen het vallen van de nacht “Vaarwel” en gaven ieder aan hun deel kussen
die niet aan de andere kant aankwamen.