Via Nova > Boek 3
Hoofdstuk 7: r. 105-116 Het misverstand
Pyramus, die later was weggegaan, zag in het diepe stof voetsporen, die zekervan een wild dier waren en verbleekte over heel zijn gezicht. Zodra hij echter
ook het met bloed gekleurde kledingstuk vond, zei hij: “Een nacht zal twee
geliefden te gronde richten; van hen was zij het meest een lang leven waardig,
mijn ziel is schuldig; ik heb jou, beklagenswaardige, gedood, ik die bevolen heb
dat jij ’s nachts naar streken vol angst moest komen en niet eerder hierheen
gekomen ben. Verscheurt mijn lichaam en eet mijn misdadige ingewanden op met
woeste beet, o, leeuwen, die ook onder deze rots wonen! Maar het is een kenmerk
van een bangerik om te vragen dat een ander je doodt.” Hij tilde de sluier van
Thisbe op en droeg hem met zich mee naar de schaduw van de afgesproken boom.