Via Nova > Boek 3
Hoofdstuk 5: Een man van kalmte
Nadat mijn oom met die zeer gunstige wind binnen gevaren was, omarmde hij degenedie trilde, troostte hem en spoorde hem aan, om zijn angst door zijn kalmte te
verminderen, en beval hij hem (de oom) naar het badhuis te brengen. Nadat hij
zich had gewassen ging hij liggen en at of opgewekt, of, dat wat even groot is,
gelijk aan opgewekt. Intussen lichtten uit de berg Vesuvius op meerdere plaatsen
zeer brede vlammen en hoog oplaaiende branden op, waarvan de schittering en
helderheid door de duisternis van de nacht werd opgewekt. Hij zei steeds als
remedie tegen angst dat de door angst van de boeren achtergelaten steden en de
verlaten vuren in eenzaamheid brandden. Toen gaf hij zich over aan rust en
rustte werkelijk in een zeer ware slaap. Want de ademhaling, die hij had wegens de omvang van zijn tamelijk zware en luidruchtige lichaam, werd gehoord door degene
die zich ophielden bij de deur. Maar de binnenplaats waarop de woonkamer uit kwam
was al zo omhoog gekomen omdat hij gevuld was me!
t een mengsel van puimsteen en as dat als er een langer verblijf in de
slaapkamer was, de uitgang geblokkeerd werd. Nadat hij gewekt was, ging hij
voort en sloot zich aan bij Pomponianus en de overigen die wakker gebleven
waren.