Via Nova > Boek 1 Urbs
Hoofdstuk 9, opdracht 1 (versie 2)
1. Femina seni pecuniam tradit.De vrouw overhandigt het geld aan de oude man.
Subject: Femina
seni: indirect object
Pecuniam: object
Tradit: persoonsvorm
2. Domino ancillae cibum parant.
De slavinnen maken het eten voor de heer des huizes klaar.
Domino: Indirect object
Ancillae: subject
cibum: object
parant: persoonsvorm
3. Claudiae stolam novam mater emit.
Moeder koopt een nieuwe stola voor claudia.
Claudiae: Indirect object
Stolam novam: object
Mater: subject
Emit: persoonsvorm.
4. Amicis pueri forum novum ostendunt.
De jongens laten de vrienden het nieuwe forum zien.
Amicis: Indirect object
Pueri: subject
Forum novum: object
Ostendunt: persoonsvorm.
5. Senatori servus togam portat.
De slaaf draagt de toga voor de senator.
Senatori: indirect object
Servus: subject
Togam: object
Portat: persoonsvorm
6. Pueri patri fabulam narrabant.
De jongens vertelden een verhaal aan vader.
Pueri: subject
Patri: indirect object
Fabulam: object
Narrabant: persoonsvorm
7. Thermas populo Romano Imperator aedificavit.
De keizer bouwde thermen voor het Romeinse volk.
Thermas: object
Populo Romano: indirect object
Imperator: subject
Aedificavit: persoonsvorm
8. Aedificium magnae turbae locum praebet.
Het gebouw biedt plaats aan de grote menigte.
Aedificum: subject
Magnae turbae: indirect object
Locum: object
Praebet: persoonsvorm
9. Populus Romanus Imperatori gratias egit.
Het Romeinse volk betuigde dank aan de keizer
Populus Romanus: subject
Imperatori: indirect object
Gratias: object
Egit: persoonsvorm
10. Servus civibus togas custodiebant.
De slaaf bewaakte de togas voor de burgers.
Servus: subject
Civibus: indirect object
togas: object
Custodiebat: persoonsvorm
De meeste voorzetsel die je bij het vertalen van een dativus gebruikt zijn: voor & aan.