Via Nova > Boek 1 Urbs
Hoofdstuk 7, tekst C
7.C De dood van LaocoönKijk, vanaf het eiland Tenedus naderen twee reusachtige
slangen over de zee.
Reeds komen ze aan bij / bereiken zij de kust.
Hun ogen zijn met bloed doorlopen.
5 Ze bewegen hun gespleten tongen/tong aan een stuk door.
Ze gaan regelrecht naar de priester en zijn zonen.
Eerst vallen ze de zonen aan.
Ze slingeren zich om hun lichamen/lichaam.
Ze drukken hun tanden in de jongens en spuwen gif uit.
10 De ongelukkige vader komt aanrennen.
Hij probeert de slangen met een/zijn lans te doden.
Nu vallen de slangen de vader aan.
Ze omwikkelen hem met hun kronkels en proberen hem zo te doden.
Laocoön heft een geschreeuw aan / schreeuwt het uit naar de hemel en roept
15 de goden aan. Tevergeefs. Hij sterft. Wij huiveren.
Straffen de goden hun priester op deze manier?