Via Latina > Boek 1
Tekst 15
A Wat is de reden van jullie reis/komst, Domitius?D De reden van onze reis, Aufidius, is belangrijk / zwaar wegend.
3 We hebben vernomen dat onder jouw slavinnen het meisje Flavia is / zich bevindt:
Ze is Romeins burger en mag geen slavin zijn.
We zijn van plan in plaats van / namens haar vader – hij is namelijk bestuurder op
6 Kreta – Flavia samen met haar slavin Galla los te kopen.
Aufidius denkt bij/in zichzelf lang na over de woorden van Domitius.
Ten slotte betoont hij zich welwillend, niet hard:
Hij beveelt een van zijn slaven de meisjes te laten komen / te halen.
9 Na korte tijd komen ze binnen.
Flavia ziet Quintus en Domitius, ze blijft staan en kan haar tranen nauwelijks
bedwingen.
Dan (roept ze uit): ‘Wat ben ik gelukkig!’
12 en rent in de armen van haar vriend / en rent haar vriend in de armen.
Ze weet dat ze vrij is en dat haar leed is beëindigd /
dat er einde is gekomen aan haar ellende.
Maar Galla staat er bedroefd bij, want zij kent haar lot niet /
weet niet wat er met haarzelf gaat gebeuren.
15 Plotseling zegt Aufidus: ‘Goed, Domitius! Ik sta de meisjes aan jou af!’
Dan zegt Aufidius: ‘Laten we deze dag vieren!
Vandaag voert een toneelgroep uit Athene in het landhuis van mijn broer
18 een pantomime op over de beslissing van Paris / het Parisoordeel.
Kom/Ga met me mee!’
Weldra kijken allen naar het schouwspel /
Kort daarna zitten ze met z’n allen naar de voorstelling te kijken.
21 Juno, Minerva en Venus eisen de schoonheidsprijs voor zich op.
Jupiter verdraagt de ruzie van de godinnen niet.
Daarom beveelt hij Paris, een jongeman, te beslissen.
24 De godinnen spannen zich in / doen hun best om het hart van de jongeman met
geschenken voor zich te winnen:
Juno belooft (hem) de heerschappij van/over alle landen, Minerva wijsheid,
Venus Helena, de mooiste van alle stervelingen.
27 Paris aarzelt niet te oordelen/beslissen dat Venus de mooiste van de onsterfelijken is.
Quintus richt zijn ogen op zijn vriendin – Flavia lacht.