Via Latina > Boek 1
Tekst 14
1. Er is storm en er valt zware regen uit de hemel.2. Quintus luistert al vele huren naar de wind, regen en het geratel van wielen
3. Wij zijn toch niet ver van Rosellae? De nacht nadert al.
4. Wat zei je, Quintus? Ik hoorde het niet goed.
5. Ik zei dat de nacht al naderde. Is de stad ver weg?
6. Wat maakt je ongerust, Quintus?
7. De reis is niet lang meer, onderdak is gereed en een goede maaltijd wacht ons.
8. Van waar weet je dat ons een goede maaltijd wacht?
9. Een bode...
10. Plotseling blijven de paarden staan.
11. Domitius ziet dat op de hele weg bomen en stenen liggen.
12. Juist stapt hij uit de reiswagen,
13. Toen de storm opeens een boom omblaast.
14. De paarden trappen achteruit en trekken de reiswagen.
15. Domitius stoot zijn hoofd aan de reiswagen,
16. valt op de weg en ligt zonder bewustzijn
17. Quintus geeft een schreeuw; slaven komen toesnellen,
18. ze tillen hun meester op en leggen hem in de reiswagen.
19. Maar de koetsier houdt de paarden nauwelijks alleen tegen.
20. Omdat hij voelt dat het gevaar groot is,
21. schreeuwt een luide stem: "Verleen hulp!"
22. De slaven haasten om de paarden vast te houden.
23. Quintus zorgt echter voor zijn vader.
24. Eindelijk opent Domitius zijn ogen.
25. Meteen vraagt hij: "Wat is er? Waarom bekijk je me?", en hij staat op.
26. Quintus is blij, want het blijkt dat vader in goede gezondheid verkeert.
27. Spoedig veranderen ze van richting, en ze haasten zich naar het niet-vergelegen landhuis.
28. Daar geeft de meester allen onderdak.