Via Latina > Boek 1
Tekst 13 (versie 3)
Flavia zegt een groet aan haar Quintus.Ongetwijfeld ben je erg ongerust, omdat je zo lang niets van mij hebt vernomen,
maar het was niet toegestaan je een brief te sturen
Hoe hard is het lot voor mij, hoe ongunstig!
Het lot van mijn vader en moeder en broers ken ik niet, ik ben nu een slavin in Gallia!
Ongetwijfeld vraag je, Quintus: ‘Waarom?’ Luister!
Een Galliër, Aufidius Aridus genaamd, heeft mij samen met Galla in de provincie Africa gekocht
en in slavernij weggevoerd / als slavin meegenomen.
Wij waren uit Azië naar Afrika gekomen.
Piraten hadden namelijk ons schip op volle zee aangevallen,
de matrozen door geweld de bemanning met geweld overmeesterd,
en de mannen gedood of in zee gegooid.
Maar de vrouwen hadden ze eerst gebracht naar het eiland Cyprus,
daarna aan een slavenhandelaar verkocht.
Deze heeft ons naar een stad in Azië overgebracht, waar een Afrikaanse
slavenhandelaar ons heeft gekocht.
Nu ben ik slavin op een landhuis bij Nîmes gelegen.
Ook al gaat de meesteres goed met ons om, de slavernij verdraag ik niet.
Ik ben Romeins burger, ik ben vrij geboren, ik mag geen slavin zijn.
Van jou, Quintus, vraag ik hulp, van jullie verwacht ik hulp.
Koop mij samen met Galla vrij uit de slavernij!
Breng ons terug naar ons vaderland!
Dahaagf