Vergilius
Boek IV: vers 9-49
R 9-13: Maar de trouwe Aeneas ging naar de burcht die beschermd werd door de hoge Apollo en naar de geheime schuilplaatsen in de verte van de afschuwelijke Sybille, nl een reusachtige grot. De Delische waarzegger inspireerde met zijn adem haar groot verstand en ziel en openbaarde de toekomst. Reeds naderden ze het heilige woud van Hecate en de gouden daken.R 14-17: Daedalus, zoals het gerucht de ronde gaat, ontvluchtte het rijk van Minos en durfde het aan zich over te geven aan de hemel met zijn snelvliegende vleugels. En hij vloog weg naar het ijskoude noorden langs een ongewone weg en hij bleef uiteindelijk zwevend hangen boven de Chalcidische burcht.
R18-22: Toen hij hier voor het eerst terugkeerde op aarde, wijdde hij aan jou, Apollo, het mechanisme van de vleugels en bouwde hij een immense tempel. Op de deur stond de dood van Androgeos afgebeeld. En dan de Atheners die het bevel kregen om jaarlijks een boete te betalen, nl 7 lichamen van jonge mannen, wat een ellende. Een urn met de getrokken losteentjes stond erbij.
R 23-27: daartegenover verscheen het Kretenzische land dat uit de zee oprijst en hier de wrede liefde van de stier en Pasiphae die heimelijk onder de stier heeft gelegen en de Minotaurus die zich toont als een gemengd geslacht en als een nakomeling met een dubbel gedaante en de getuigenissen van de goddeloze liefde. Hier dat reusachtig bouwwerk en een labyrint zonder uitweg.
R 28-33a: Daedalus kreeg immers medelijden met de grote liefde van prinses Ariadne en hij ontwarde zelf de listen en de omwegen van het labyrint. Hij leidde met een draad de blinde voetstappen. Jij ook, Icarus, had een groot aandeel kunnen hebben in zo’n groot kunstwerk als het verdriet het had toegestaan. 2 maal had hij geprobeerd de val af te beelden in goud, 2 maal vielen de handen van de vader naar beneden.
R 33b- 39: bovendien zouden zij met hun ogen alles verder bekijken indien de vooruitgezonden Achates niet reeds aanwezig was geweest en samen met hem de priesteres van Apollo en Hecate, Deiphope, de dochter van Glaucus, die dergelijke woorden sprak tegen de koning: “ Dit ogenblik eist die schouwspelen niet voor zich. Het zou beter geweest zijn om 7 jonge stieren uit de nu ongedeerde kudde te slachten en evenveel mooie slapen volgens de gewoonte.” Met dergelijke woorden sprak ze Aeneas toe ( de mannen aarzelden niet met de bevolen offers). De priesteres riep de Trojanen naar de hoge tempel.
R 40-44a: de wand van de Euboïsche rots werd uitgehold tot een reusachtige grot, waarheen 100 brede toegangen leiden en 100 mondingen en vanwaar evenveel stemmen de antwoorden van de Sybille doen stromen. Men was aangekomen bij de grens, toen de maagd zei: “ het is tijd om de orakels te raadplegen. De god, kijk daar, de god.”
R 44b- 49: plots bleef voor de deur noch het gelaat, noch de kleur 1 bij diegene die dergelijke woorden sprak, noch bleven haar haren geordend; maar haar borstkas hijgde en haar hart was opgezwollen door een woeste razernij. Ze leek groter en klonk niet als een sterfelijke, aangezien ze bezield werd door een goddelijke macht die reeds dichterbij kwam.