Tablinum > Oude Druk
Tekst 3.3: De moed van Mucius Scaevola
Toen Porsenna Rome belegerde en de honger van dag tot dag nijpender werd, besloot Gaius Mucius, een jongeman van adel, het vaderland te bevrijden van de belegering door de Etrusken, zelfs op gevaar voor zijn leven.Hij ging dan ook naar de senaat en sprak: "Senatoren, ik wil de Tiber oversteken en het kamp van de vijanden binnendringen. Als de goden me helpen, zal ik daar een heldendaad stellen."
De senatoren keurden zijn voorstel goed. Daarom verkleedde Mucius zich om beter op de Etrusken te gelijken en met een dolk, verborgen onder zijn kledij, trok hij erop uit. Zonder door de Etrusken herkend te worden, kwam hij in hun kamp aan. Daar bleef hij stilstaan in een zeer dicht opeengepakte menigte bij de koninklijke tribune.
Toevallig werd juist de soldij aan de soldaten uitbetaald. Naast de koning zat de secretaris, met ongeveer dezelfde mooie kledij, en de soldaten schoven bij hem aan. Toen ging hij ook zelf op hem af, zogezegd om zijn soldij te ontvangen. Dan haalde hij plots zijn dolk te voorschijn en doodde de secretaris in plaats van de koning. Toen hij zich daarna met zijn dolk een weg probeerde te banen, werd hij gegrepen en tot voor de koning gesleept.
Door hem ondervraagd wie hij was, antwoordde hij: "Ik ben een Romeins burger. Mijn stadgenoten noemen mij Gajus Mucius. U, koning, wou ik doden en ik heb niet minder moed om te sterven dan ik er had om de moord te plegen: zowel dappere daden stellen als dapper zijn noodlot ondergaan is typisch Romeins.
Niet alleen ik heb zulke gevoelens tegenover u: na mij staat nog een lange rij kandidaten om dezelfde roem na te streven."
De koning, die tegelijkertijd kookte van woede en in paniek was door het gevaar, bedreigde Mucius met vuur en folteringen als hij niet dadelijk tot in de details onthulde over welke hinderlagen hij sprak. Maar Mucius stak zijn rechterhand in het vuur dat ontstoken was om een offer op te dragen en hij liet de vlammen zijn hand verschroeien, terwijl hij zei: "Deze strafverdienje, en zelfs nog een grotere, wantje hebt je opdracht niet naar behoren vervuld."
Verbijsterd door de moed van de jongeman sprong Porsenna van zijn troon op, trok Mucius van bij het vuur weg en zei:
"Ga weg van hier, j ij die grotere vijandige daden aangedurfd hebt tegenover jezelf dan tegenover mij. Ik stuur je als een vrij man hier vandaan."
Toen zei Mucius: "Omdat u respect hebt voor dapperheid, zal ik u uit vrije wil bekend maken wat u niet met bedreigingen uit mij kon loskrijgen: 300 jongemannen hebben namelijk samengezworen u te doden."
Toen hij dit hoorde, stuurde Porsenna met Mucius gezanten naar Rome. De dapperheid van die jongeman en de grootte van het toekomstig gevaar hadden hem zozeer aangegrepen, dat hij spontaan vredesvoorstellen aan de Romeinen aanbood. De senatoren gaven Mucius omwille van zijn moed een veld aan de overkant van de Tiber, dat later "de weiden van Mucius" genoemd werd. Hijzelf kreeg ten gevolge van het verlies van zijn rechterhand de bijnaam "Scaevola"