Stathmoi
Tekst 3HH: Het paard en het hert (p. 73)
Het paard stapt dus op de mens toe(1) en zegt:" Beste mens, ik heb(2) een mooie weide, maar iedere dag komt daar een hert en graast het af. En als ik overdag de weide bewaak, komt het 's nachts. Ik wil dus dat hert straffen, maar ik heb geen wapens, zodat ik het niet kan doden. Maar jij hebt een boog en pijlen. Dood hem daarmee dus voor mij. Want hij verdient de dood(3)."De mens zegt daarop:"Paard, je hebt gelijk(4), want die vijand van jou verdient echt de dood(3). Maar herten zijn heel snel, zodat ik niet dichtbij kan geraken en hem met mijn pijlen treffen. Maar jij bent zelf ook heel snel en ook nog (eens) sterk. Draag mij dus op je rug en laat me je mennen en breng me naar je vijand. Dan zal ik hem voor jou kunnen doden."
Het paard is blij met die woorden en neemt bit en teugels aan en brengt de mens tot bij zijn vijand. Maar die merkt het gevaar en vlucht zo snel mogelijk weg.(Maar) het paard achtervolgt hem en komt dichtbij hem. De mens treft het hert met zijn pijlen doodt het.
Dan zegt het paard: " Welk geschenk, mens, wil je nu/ dan van mij? Zeg het mij. Want je verdient een mooi geschenk."
Maar de mens antwoordt: " Maar paard, ik heb al twee mooie geschenken. Want dit hert verschaft me voor lange tijd voedsel en ik heb nu een slaaf die zowel sterk als heel nuttig bij/ voor mijn werkzaamheden is. Want jij, jij bent vanaf nu mijn slaaf, en ik ,ik ben meester over jou.
Want terwijl ik op jouw rug zit, men ik jou en stuur ik jou ( heers ik over jou)."
Het paard zegt: " Helaas, hoe dwaas heb ik mijzelf gedragen! Want omdat ik een klein ongemak niet wou verdragen, ben ik in een heel grote ramp terechtgekomen."
___________________
(1) gaat
(2) een mooie weide is aan mij
(3) is de dood waard
(4) je spreekt goed