Seneca
Seneca
Seneca, Ad Helviam matrem de consolatione 2 – 8, S2Het is ondraaglijk het vaderland te missen. Welaan, bekijk deze menigte, voor wie de huizen van de immense stad nauwelijks voldoende zijn: het grootste deel van die hoop mist het vaderland. Ze zijn samengestroomd uit de municipia en uit hun kolonies, uiteindelijk uit de hele wereld: want eerzucht heeft de enen toegevoegd, de noodzaak van de openbare plicht de anderen, sommigen heeft een opgelegde wet toegevoegd, anderen weeldezucht die een machtige en welvarende plaats voor ondeugden zoekt, sommigen de begeerte naar vrije kunsten, anderen de schouwspelen, vlijt voor het tentoonspreiden van deugd heeft anderen een breed arbeidsveld verschaft; sommigen stellen hun schoonheid te koop en anderen bun welsprekendheid.
Elke soort mensen is naar de stad samengekomen omdat die stad grote beloningen biedt zowel voor kwaliteiten als voor tekorten. Laat iedereen zijn naam noemen en vraag van welke plaats iedereen is: je zal zien dat er een groter deel is, dat na het verlaten van hun eigen woonplaatsen, naar de weliswaar grootste en mooiste stad gekomen is, nochtans niet de hunne.
Ga daarna weg van deze stad, die als het ware gemeenschappelijk genoemd kan worden. Ga rond naar alle steden, elke stad heeft een groot deel van een vreemde menigte. Steek over van deze steden, waarvan de aanlokkelijke ligging en de gunstigheid van de streek meerderen aantrekt. Reis door verlaten plaatsen en heel onherbergzame eilanden nl. Sciathus en Seriphus, Gyanus en Cossura: je zal geen ballingsoord vinden, waarin niemand vertoeft o.w.v. vrije wil. Wat kan zo kaal aangetroffen worden, wat kan er zo steil gevonden worden van alle kanten als deze rots. Wat kan er schralen gevonden worden voor iemand die terugblikt naar overvloed. Wat kan er vreselijker gevonden worden i.v.m. de ligging zelf van de plaats? Wat kan er gevonden worden, dat onverdraaglijker is wat betreft het klimaat? Nochtans verblijven hier meer vreemdelingen dan burgers.
Tot hiertoe dus lijkt de verandering van woonplaats zelf niet zo erg, zodat ook deze plaats sommigen uit hun vaderland heeft weggeleid. Ik tref mensen aan die (van die aard zijn dat ze) zeggen dat er een zekere natuurlijke prikkel aanwezig is in de geesten om van woonplaats te veranderen en over te brengen. Een beweeglijke en onrustige geest is immers gegeven aan de mens. Hij vestigt zich nergens, verspreidt zich en zendt zijn gedachten naar alle bekende en onbekende dingen, de menselijke geest is onbestendig en duldt geen rust en is zeer verheugd over de vernieuwing van zaken. En je zal niet verwonderd zijn over dit, indien je zijn eerste oorsprong zal bekijken; hij is niet gegroeid uit een aards en een zwaar lichaam maar is afgedaald uit die hemelse geest. De aard van de hemelse dingen is echter altijd in beweging, ze vlucht en wordt meegevoerd met een zeer snelle vaart. Bekijk de hemellichamen die de wereld verlichten: geen van hen staat immers stil. De zon glijdt voortdurend verder en verandert van plaats naar plaats en, hoewel zij meedraait met het heelal, wordt ze niettemin meegedragen in tegenovergestelde richting door de wereld zelf en ze doorloopt alle tekens van de dierenriem en ze blijft nooit staan; haar beweging is eeuwig en haar verandering gaat van oost naar west.
Alle hemellichamen wentelen zich voortdurend verder en zijn in overgang. Zoals de wet en noodzaak van de natuur het geregeld hebben, worden ze van oost naar west gedragen. Wanneer zijn hun kringen zullen voltooid hebben gedurende een bepaalde tijdspanne van jaren, dan zullen ze opnieuw gaan waarlangs ze gekomen waren. Ga nu en bedenk dat de menselijke geest, die samengesteld is uit dezelfde elementen, waaruit ook de goddelijke dingen bestaan, de beweging en verplaatsing moeilijk verdraagt, hoewel de natuur van het goddelijke zich ofwel verheugt ofwel zich in stand houdt door de voortdurende en zeer snelle beweging.
Seneca, Epistulae ad Lucilium 4, S7
Volhard zoals je bent begonnen en haast je zoveel je kan, om des te langer te kunnen genieten van een gelouterde geest. Je zal er zelfs van genieten terwijl je hem van fouten zuivert en zelfs terwijl je hem goed ordent. Toch is deze gelukservaring anders, deze gelukservaring wordt verkregen uit de beschouwing van de geest die van elke smet gezuiverd is en sereen is. Jij onthoudt in elk geval, hoeveel vreugde je hebt gevoeld, wanneer je de mannelijke toga hebt aangenomen en naar het forum bent weggeleid, nadat de toga met de purperen zoom neergelegd was.
Verwacht een grotere vreugde, wanneer je je kinderlijk gemoed zal afgelegd hebben en wanneer de wijsbegeerte jou tot de mannen zal gerekend hebben. Tot hier toe blijft niet de kinderlijkheid maar, wat erger is, de kinderachtigheid. En dit is weliswaar nog erger nl. dat wij het gezag van ouderlingen hebben maar de gebreken van kinderen, niet slechts van kinderen maar van heel kleine kinderen. Want deze eerstgenoemden vrezen oppervlakkige dingen, die laatstgenoemden vrezen valse dingen en wij vrezen allebei. Maak alleen maar vorderingen, je zal begrijpen dat sommige dingen daarom minder moeten gevreesd worden, omdat ze meer vrees opwekken. Het is geen groot kwaad, dat was op het einde komt. De dood komt tot jou, zij moet gevreesd worden, indien ze bij jou zou kunnen blijven. Het is noodzakelijk dat ze ofwel niet bij je komt ofwel dat ze voorbijgaat.
Je beweert: het is moeilijk je geest te brengen tot het misprijzen van het leven. Zie je niet op grond van wat voor waardeloze oorzaken het leven geminacht wordt? De ene heeft zich opgehangen voor de deur van zijn vriendin, een andere is van het dak afgesprongen opdat hij niet langer zijn boze meester zou horen, een andere heeft een zwaard in zijn ingewanden gestoken. Meen je niet dat deugd datgene zal bereiken wat teveel grote vrees veroorzaakt? Een veilig leven kan te beurt vallen aan niemand, aan niemand die teveel nadenkt over het voortzetten van het leven en die vele consuls rekent tussen de grote goede dingen. Overdenk dit dagelijks zodat je met gelijk gemoed het leven kan achterlaten, het leven waaraan velen zich zo vastklampen en –houden zoals mensen die worden gegrepen door kolkend water zich vastklampen aan doorns en rotsen. De meesten dobberen ongelukkig rond tussen de vrees voor de dood en de kwellingen van het leven en ze willen niet leven maar ze kunnen niet sterven. Maak dus voor jou je hele leven aangenaam door de bezorgdheid voor dat leven af te leggen. Geen enkel goed helpt de bezitter, tenzij de geest is voorbereid op het verlies ervan; het verlies van geen enkel bezit is echter gemakkelijker dan het verlies van een zaak die, eenmaal verloren, niet kan verlangd worden. Spoor dus jezelf aan en word hard tegen deze dingen, die zelfs zeer machtigen kunnen te beurt vallen.
Een knaapje en een dienaar hebben beslist over het hoofd van Pompeius, een wrede en trotse Parth over Crassus, Caligula heeft bevolen dat Lepidus zijn nek verschafte aan de volkstribuun Dexter, hij heeft zelf zijn nek verschaft aan Chaeres; het lot heeft niemand zo hoog verheven, zodat het hem niet zozeer bedreigde, als hij zelf had toegelaten. Vertrouw deze rust niet: op een moment wordt de zee opgezweept. Op dezelfde dag waarop de schepen speels zijn uitgevaren, worden ze ook verzwolgen.
Denk dat de rover en de vijand het zwaard kunnen zetten op jouw keel: alsof een grotere macht afwezig is, heeft elke slaaf tegenover jou een oordeel over leven en dood. Ik zeg zo: al wie zijn leven veracht heeft, is zijn eigen meester. Overweeg voorbeelden van hen, die door een huiselijke hinderlaag zijn omgekomen ofwel door openlijke kracht ofwel door een list, jij zal begrijpen dat er niet minder mensen gedood zijn door woede van slaven dan van koningen. Wat gaat het jou dus aan, hoe machtig hij is, die jij vreest, wanneer iedereen datgene kan, waarvoor jij vreest. Maar, indien je toevallig in de handen van je vijanden zal terechtkomen, dan zal de overwinnaar jou ter dood laten brengen d.w.z. daarheen nl. waarheen je gevoerd wordt.
Waarom bedrieg je jezelf en begrijp je nu eerst datgene wat je allang onderging. Ik zeg het zo: vanaf het ogenblik dat je geboren bent, wordt je daarheen geleid. Deze en gelijkaardige ideeën moeten in ons gemoed overwogen worden, indien we dat laatste uur rustig gelaten willen afwachten. De vrees voor dat laatste uur maakt alle andere uren onrustig. Maar om mijn brief te beëindigen; neem aan wat mij vandaag behaagd heeft en dit is ook nog geplukt uit andermans tuintje: “Armoede, samengesteld volgens de natuurwet, is een grote rijkdom.” Weet je echter welke einddoelen die natuurwet aan ons stelt? Noch honger, noch dorst, noch kou te lijden Om honger en dorst te verdrijven, is het niet noodzakelijk te gaan zitten in huizen van trotse mensen en is het ook niet noodzakelijk een strenge houding en vernederende menslievendheid te verdragen. Het is evenmin nodig zeeën te trotseren en het legerkamp te volgen. Het ligt voor de hand wat de natuur verlangt, het ligt voor ons: voor overtollige dingen werkt men zich in het zweet. Dat zijn de dingen die de toga verslijten, die ons dwingen oud te worden in een soldatentent en die ons drijven naar vreemde kusten. Wat voldoende is, ligt voor het grijpen. Wie vrede heeft met zijn eigen armoede, is rijk. Het ga je goed.