Roma > Boek 2
Hoofdstuk 32, tekst B: De moord op Caesar
Caesar twijfelde lange tijd wegens dit, en wegens zijn zwakke gezondheid of hij thuis zou blijven en uit zou stellen wat hij had voorgesteld te doen bij de senatoren. Eindelijk, terwijl een zekere senator hem aanspoorde dat hij de talrijke senatoren, die al lang wachtten niet moest teleurstellen, is hij uit huis vertrokken.Toen is aan hem, door een zekere voorbijganger, een briefje aangeboden, waarin een hinderlaag verklapt was. Caesar voegde dat bij de overige briefjes, welke hij in zijn linkerhand nam, alsof hij de weldra zou lezen. Vervolgengs ging hij het senaatsgebouw binnen.
De senatoren stonden rondom de zittende Caesar, en meteen naderde Cimber, die de eerste rol op zich had genomen, alsof hij iets zou vragen, en toen Caesar weigerde greep hi zijn toga bij beide schouders. Casca verwondde hem vanachter onder de keel, terwijl hij (Caesar) riep: 'Maar dit is geweld!'.
Caesar greep de arm van Casca en doorstak hem met een schrijfstift en, terwijl hij naar voren probeerde te springen, werd hij tegengehouden door een andere wond, en zodra hij merkte dat hij van alle kanten werd aangevallen door getrokken dolken, bedekte hij zijn hoofd met een toga en viel op de grond. En zo is hij doorboord met 33 steken, nadat slechts bij de eerste slag een kreet geslaakt was.
Sommige schrijvers hebben overgeleverd dat hij heeft gezegd tegen Marcus Brutus, die op hem afstormde: 'Kai su teknon?' ('ook jij, mijn zoon?').
Terwijl allen uiteenvluchtten, lag hij een tijdje ontzield, totdat 3 slaven het lichaam op een draagbaar legden en, terwijl de arm naar beneden hing, werd hij teruggebracht naar huis. Tussen de zoveel wonden is er geen dodelijke wond gevonden, zoals dokter Antistuis meende, behalve de wond die hij in zijn borst had gekregen.