Roma > Boek 2
Hoofdstuk 32, taaloefeningen (DH)
1alicuius virialiquibus feminis
aliqui viraliquod donum
aliqua feminaalicui dono
2
quendam servumquarundam virginum
cuidam militiquaedam beneficia
quidam ministerquoddam verbum (niet: vebum!)
3
VertalingGeslachtNaamvalGetal
1 Quaedam feminaeen bepaalde vrouwvnomev
2 Quaedam orationesbepaalde redevoeringenvnommv
3 Quaedam beneficiabepaalde weldadenonom./acc.mv
4
1 Een bepaalde man kwam naar Rome.
2 Een zeker iemand heeft me gegroet.
3 Bepaalde mensen vertellen verhalen.
4 Bepaalde vogels blijven ’s winters achter.
5
1 iemand met vreugde vervullen; iemand blij maken
2 iemand onrecht aandoen; iemand onrechtvaardig behandelen
3 iemand een weldaad bewijzen
4 iemand eer bewijzen; iemand vereren
5 iemand verwonden
6
rij1 : quamquam (voegw.) = hoewel
rij 2: quidem (bijw.) = zeker, ongetwijfeld
7
1 Lucretia zei tegen haar man: ‘Mijn lichaam is slechts geschonden’.
2 De man dronk zoveel wijn, als in tien bekers gaat.
8
1 Zulke dingen (zoiets), als op het standbeeld van Brutus geschreven waren, had Caesar
nog nooit eerder gezien.
2 Caesar had in de gaten dat hij nog nooit in zoveel gevaar had verkeerd als toen.
9
1 Zoals de vogel (is), zo (is) zijn gezang.
2 Hoeveel mensen (er zijn), zoveel meningen (zijn er): Zoveel hoofden, zoveel zinnen.
3 Hoe hoger een mens stijgt, des te dieper valt hij.