Roma > Boek 2
Hoofdstuk 31, tekst B
Sommigen van de dienaren raadden Ptolemaeus aan, om Pompeius uit Egypte teverjagen, en anderen om hem uit te nodigen en te ontvangen. Tenslotte overwon de
mening van de redenaar Theodotus. Die meende dat geen enkel besluit veilig was:
Als zij Pompeius zouden ontvangen zouden zij de Egyptenaren en Caesar als
vijand hebben en Pompeius als heerser.
5 Wanneer Pompeius verdreven zou zijn, zou en Pompeius beledigt zijn, omdat hij
verdreven was, en Caesar, omdat hij gedwongen was Pompeius te achtervolgen. Dus
moest Pompeius eerst worden ontboden en vervolgens worden gedood. Als Pompeius
dood zou zijn, zou Caesar, denkend aan de weldaad, dankbaar zijn en hoefde
Pompeius niet gevreesd te worden. 10 Hij voegde er lachend aan toe: “Een dode
man bijt immers niet”.
Daarom antwoordde Ptelomaeusopenlijk en vriendelijk aan de gezanten: Dat
Pompeius naar hem moest komen. In het geheim echter stuurde hij Achilles, de
moedigste man, en L. Septimius, van het krijgstribuum, met de opdracht Pompeius
te doden. Toen zij bij het bootje van Pompeius waren gekomen, beloofden zij hem
te volgen tot de koning.