Roma > Boek 2
Hoofdstuk 29, taaloefeningen (DH)
1ParticipiaAndere woorden
habentepartoperpetuo
indicantiterrentibusvinculum
requiescensmittensnumen
conservatusaudientisreverti
complexisferentisquibus
profiscentespulsapoposci
sequentibusfactooccultus
sequentemparatiargumentum
iuvanteeuntis
prodita
2
AblativusAndere naamval
re publica – staatvinculum– boei
me – ik, mijrector – bestuurder
vobis – julliemihi – mij
animo– geestnepotes – kleinzonen
viribus – krachtenitineris – tocht
viris – mannenratio– verstand, rede
exitu – uitgang
patre – vader
3
Een abl. abs. bestaat uit een zelfst. naamw. of voornaamwoord in de ablativus, en een
congruerend participium.
morte appropinquante – nobis adiuvantibus – puero territo – Remo necato
4
Toen de aanvoerder aanspoorde, (bv.: stormden de soldaten naar voren)
Omdat de aanvoerder aanspoorde, (bv.: durfden de soldaten de strijd aan te gaan)
Hoewel de aanvoerder aanspoorde, (bv.: verslapten de soldaten toch)
5
1 Omdat de vijanden plotseling kwamen aanrennen, is het Romeinse leger overweldigd.
2 Hoewel de vijanden plotseling kwamen aanrennen, heeft het Romeinse leger de aanval doorstaan.
6
Zin 1
Stap 1: de woorden van de koning gehoord zijnde
Stap 2: hoewel de woorden van de koning gehoord zijn
Stap 3: hoewel de woorden van de koning gehoord waren, weigerde Cornelia
N.B. in het Nederlands kun je een dergelijke passieve bijzin beter actief weergeven:
Hoewel zij de woorden van de koning gehoord had, weigerde Cornelia.
Zin 2
Stap 1: de slavin schreeuwende
Stap 2: omdat (wanneer) de slavin schreeuwt
Stap 3: Omdat (toen) de slavin schreeuwde, kwam Tiberius aanrennen.
7
ppa: gelijktijdigheid; voegwoord: wanneer, terwijl, toen
ppp: voortijdigheid; voegwoord: nadat, toen
ppappp
referenteaudita
mittentibusrelictis
morientefacto
clamantibus* het ppa is te herkennen aan de uitgangen -e (ev), -ibus (mv)
occidente het ppp is te herkennen aan de uitgangen -o, -a (ev), -is (mv)
8
Abl. absPartic. coni.
verbis regis auditisCornelia dicens
matrona miranteCornelia admirans
Quos reversos
9
1 Servi dormiunt matrona intrante.
(in deze zin kan alleen een bijwoordelijke bepaling aangevuld worden)
2 Hospites veniunt omnibus rebus paratis.
(in deze zin kan alleen een bijwoordelijke bepaling aangevuld worden)
3 Hostes incendunt urbem captam.
(het werkwoord vereist een object, dus een aanvulling in de acc.)
10
1 De onbetrouwbare manager werd stante pede ontslagen.
2 Ik vier Deo volente (D.V.) zaterdag mijn verjaardag.
11
1 cuizelfst. vragend vnw, dat. ev m/v
2 quibusbetr. vnw, abl. mv v
3 quodbetr. vnw, nom. ev o
4 quodbijv. vragend vnw, acc. ev o
5 quidzelfst. vragend vnw, acc. ev o (coniunctivus, omdat het een afhankelijke vraag is)
6 quibetr. vnw, nom. mv m
7 cuiusbetr. vnw, gen. ev m
8 quibusbetr. vnw, dat. mv m
12
1 Wat je me hebt bericht, is niet waar.
2 De dingen die getoond worden, zijn kostbaar (Wat getoond wordt, is kostbaar).
3 Wie dit zegt, is niets waard.
4 Wie op God vertrouwt, leeft op aarde vredig en zal in de hemel gelukkig zijn.
5 Van wie het huis (Wiens huis) is verwoest, is naar een andere stad vertrokken.
6 Wie de goden beminnen, sterft als jongeman (sterft jong).
13
zin 1zin 2 zin 3zin 4zin 5
betr. vnwquiquibusquodcuiquam
antecedentpuerimilitesaedificiumQuintusurbem
geslachtmmomv
getalmvmvevevev
naamvalnom.dat.nom.dat.acc.