Roma > Boek 2
Hoofdstuk 29, opdracht 12
1. quod = acc. o ev.Wat jij meldde, is niet waar
2.quae = nom o mv
De dingen die worden getoond, zijn kostbaar
3. qui = nom. m ev
Wie dit zegt, is niet gezond
4.qui = nom. m ev
Wie vertrouwt op God leeft vredig op aarde en zal gelukkig zijn in de hemel
5. cuius = gen m ev
Wiens huis verwoest is, is vertrokken naar een andere stad
6. quem = acc. m ev
Degene van wie de goden houden, sterft als jongeman