Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Roma > Boek 2

Hoofdstuk 18, taaloefeningen (DH)

1
Zelfst. nmw.Bijv. nmw.GeslachtNaamvalGetal
dominorumcrudeliummgen. mv
umbraetristesvnom.mv
servohumilimdat.ev
virumingentemmacc.ev
servatristisvnom.ev
caedescrudelisvnom.ev
templumingensonom./acc.ev

* Je hebt de combinaties waarschijnlijk gemaakt op grond van betekenis en gecontroleerd of de
uitgangen klopten.
Bij serva en caedes is op grond van congruentie zowel het bijv. naamw. tristis als crudelis mogelijk.
Op grond van de betekenis ligt de combinatie caedes crudelis voor de hand.

2
WoordsoortNaamv. / pers. vormBetekenis
2 bijv. nmw.dat. ev.wreed
3 werkwoord1e pers. ev perf.ik heb geplaatst
4 zelfst. nmw.dat. evherder
5 bijv. nmw.dat. evdroevig
6 pers. vnw.dat ev.(aan) hem / haar / het
7 zelfst. nmw.gen. ev.tempel
8 werkwoord1e pers. ev perf.ik ben gekomen
9 werkwoord1e pers. ev perf.ik heb gesticht

3
BijwoordenAndere woorden
humilterter
crudeliterinter
noster
frater
propter

4
1De slaaf heeft de woorden van zijn meester niet gehoord.
(domini kan gen. ev en nom. mv zijn. Het gezegde staat in het ev.
Dus domini kan geen nom. mv. zijn)
2Kom met mij mee, vriend!
(veni is een imperativus. Het uitroepteken wijst daarop.
Veni zou ook de 1e pers. van het perf. kunnen zijn, maar de betekenis ‘ik ben gekomen’ past niet)
3De vijand nadert een grote stad.
(ingenti is een bijvoeglijk naamwoord van Groep 3: ingens, ingentes.
De uitgang -i kan daarom alleen maar dativus zijn)
4 Caesar zei: ‘Ik kwam, ik zag, ik overwon.’
(de uitgang -i bij werkwoorden wijst op een 1e pers. ev van het perfectum of op een imperativus.
Zie zin 2. Vidi en vici zijn echter perfectumstammen)

5
NominativusDativus
intendens (inspannen)nescienti (niet weten)
cadentia (vallen)invitantibus (uitnodigen)
crescens (groeien)clamanti (schreeuwen)
statuentes (plaatsen)cupientibus (begeren)

6
1Toen Romeinse jongemannen op zoek waren naar vrouwen, hebben zij een schouwspel
voor de naburige stammen georganiseerd. (petentes)
2Omdat veel mannen de nieuwe stad wilden zien, kwamen zij in de stad samen. (cupientes)
3Ook kwam een grote menigte van blijde Sabijnen naar het schouwspel. (gaudentium)
4Zodra/toen de tijd van het schouwspel was aangebroken, roofden de Romeinen, terwijl ze
hevig schreeuwden, de Sabijnse maagden. (clamantes)

* 1 iuvenes ... petentes: nom. mv
2 viri ... cupientes: nom. mv
3 Sabinorum ... gaudentium: gen. mv
4 Romani ... clamantes: nom. mv

7
1De volgende dag daalde Orpheus huilend in de Onderwereld af. (lacrimans: predicatief)
2Daar ontroerde hij, terwijl / doordat hij liederen zong, de koning van de Onderwereld, Pluto.
(cantans: predicatief)
3De schimmen van de gestorvenen huilden, toen ze de liederen hoorden.
(audientes: predicatief)
4Vervolgens gaf Pluto aan Orpheus, toen hij om zijn vrouw smeekte, haar onder deze voorwaarde: ‘Als je, terwijl je terugkeert, zult omkijken, voordat je uit deze woonplaats bent weggegaan, zul je je vrouw onmiddellijk verliezen. (oranti en rediens: predicatief)
5 Snel legde Orpheus samen met zijn vrouw, terwijl hij zich verheugde, de weg af.
(gaudens: predicatief)
6 Zij naderden het daglicht al, toen hij, brandend van verlangen (door liefde), naar Eurydice omkeek. (ardens: predicatief)
7 Helaas, terstond viel Eurydice, terwijl ze de naam van Orpheus riep, (terug) in de Onderwereld. (clamans: predicatief)
8 Orpheus wilde naar de Onderwereld terugkeren, maar Charon hield hem tegen, hoewel hij dringend smeekte. (oranten: predicatief)
9 De dichters vertellen dat Orpheus gedurende zes nachten daar heeft gezongen, terwijl hij huilde en treurde. (lacrimantem en dolentem: predicatief)

8
videns
1 Participium ja, want videre is werkwoord; stam + ns: participium.
2 Naamval? nom. ev, want het is een bepaling bij Romulus.
3 Voegwoord? omdat, want er is sprake van een reden.
audiens
1Participium ja, want audire is werkwoord; stam + ns: participium.
2Naamval? nom. ev, want het is een bepaling bij het subject van exclamat.
3Voegwoord? er staat al een voegwoord in de zin: tamquam.
orantes
1 Participium ja, want orare is werkwoord; stam + nt + uitgang: participium.
2 Naamval? nom. mv, want het is een bepaling bij het subject van exclamabant.
3 Voegwoord? terwijl, want er is sprake van gelijktijdigheid.
silentium
1 Participium nee, want silentium is zelfst. naamwoord.
faciunt
1Participium nee, want faciunt is wel werkwoord, maar -nt is de uitgang van de 3e pers. mv.

9
1hostilis (hostis): vijandelijk3 servilis (servus): van een slaaf, slaven-
2virilis (vir): mannelijk4 senilis (senex): van een oude man
1credibilis (credere): geloofwaardig3 terribilis (terrere): verschrikkelijk
2amabilis (amare): beminnelijk4 stabilis (stare): vaststaand, onbeweeglijk

*Woorden op -bilis worden gevormd van werkwoorden.
Woorden op -ilis worden gevormd van zelfst. naamwoorden.

10
1 Romulus, die de Romeinen zag vluchten, bad tot Iuppiter.
2 Iuppiter, voor wie ik grote tempels heb gebouwd, red ons!
3 De vogels, die Romulus zag, zijn een teken van Iuppiter.
4 De Sabijnse vrouwen, die de oorzaak van de oorlog waren, begaven zich tussen de wapens.
5 De Sabijnen, van wie de Romeinen de dochters hebben geroofd, gingen boos weg.
6 Op de plaats, waar de wolf de kinderen had gevoed, is Rome gesticht.

*a. neeb. jac. ja

11
1 qui 2 quos 3 quas 4 cui 5 quo 6 quod 7 quo

*Bij het vinden van de juiste vorm moet je letten op:
a geslacht en getal van het antecedent
b de naamval die het betr. voornaamwoord in de bijzin krijgt.

Statistieken

Vertalingen op de site: 7.338

Nieuw afgelopen maand: 8

Gewijzigd afgelopen maand: 18