Roma > Boek 1
Hoofdstuk 6, opdracht 8
1.Mihi cenam parat.Hij maakt een maaltijd voor mij klaar.
Nobis cenas parant.
Zij maken maaltijden voor ons klaar.
2.Femina tibi donum dat.
De vrouw geeft jou een geschenk.
Feminae vobis dona dant.
De vrouwen geven jullie geschenken.
3.Servus ei non paret.
De slaaf gehoorzaamt hem/haar niet.
Servi eis non parent.
De slaven gehoorzamen hun niet.
4.Filius excipit me.
De/mijn zoon ontvangt me.
Filii excipunt nos.
De/onze zonen ontvangen ons.
5.Te saluto.
Ik groet je.
Vos salutamus.
Wij groeten jullie.
6.Eum relinquis.
Jij verlaat hem.
Eos relinquitis.
Jullie verlaten hen.