Redde Rationem
Hoofdstuk 58, vertaling: Een gedicht om voor te dragen
Ook Lesbia, het meisje van de dichter Catullus1, had een vogel, waar zij meer van hield dan van haar eigen ogen. Het was geen raaf; het was een mus, maar de liefste mus van alle die er ooit geweest zijn. Nooit week hij van Lesbia: waar Lesbia [ging], daar [ging] de mus. - De dood van die mus deed Lesbia hevig verdriet; en toen Catullus zijn meisje bedroefd en wenend zag, maakte hij een gedicht, een gedicht waarin hij de goden van de liefde en de wat fijnbesnaardere mensen uitnodigt te rouwen:Rouwt, goden van Liefde en Verlangen
en zoveel als er is aan de nogal beminnelijke mensen!
De mus van mijn meisje is dood,
de mus, het lievelingetje van mijn meisje,
waarvan ze meer hield dan van haar eigen ogen:
want hij was zoet en hij kende zijn eigen
bazinnetje zo goed als een meisje haar moeder,
en hij bewoog zich niet van haar schoot,
maar rondhippend nu eens hierheen dan weer daarheen
tjilpte hij voortdurend alleen naar zijn bazinnetje.
Maar die gaat nu via de duistere weg
daarheen, waarvandaan men zegt dat niemand terug keert.
Maar moge het u slecht vergaan, ellendige duisternis
van de Onderwereld, die alle mooie dingen verslindt:
gij hebt van mij zo'n mooie mus weggenomen.
Wat een ellende! Arme mus!
Door jouw toedoen zijn nu van mijn meisje
de opgezette ogen rood door het huilen.
UITSPRAKEN
Boekjes hebben hun eigen lotsbeschikkingen.
Een dove ezel een verhaaltje vertellen.
POMPEJAANSE INSCRIPTIE
NIETS KAN EEUWIG DUREN. WANNEER DE ZON GOED BLINKT, WORDT HIJ TERUG GEGEVEN AAN DE OCEAAN. DE MAAN, DIE ZOJUIST VOL WAS, WORDT KLEINER. DIKWIJLS WORDT [zelfs] DE HARDE WOESTHEID