Redde Rationem
Hoofdstuk 40, oefeningen
B1a) dativus adject
b) dativus
B2 deo, deae, Dianae, Baccho, Vulcano, Mercurio
C2
a) adject & adverbativum
b) dativus
C3
a) e concilio
b) cum Appoline
c) Aesculapio
d) ad inferos
C4 e consilio
D1
a) x
b) audiebat
c) necabit
d) inferet
e) alebatis
f) vexabat
g) colet
D2
a) amari
b) servari
c) terreri
d) audiri
D3 coli
E1
- profecto
- scilicet -> ironisch
- ridicula
- mehercle
- ego saltem .. sententiam probant
E2
a) accusativus
b) hij bedoelt het tegendeel.
E3
a) omdat een mens gedood moet worden zodat de Goden vereert worden.
b) mens heeft niets misdaam, wordt gewoon vermoord.
E4 met hem -> toch niet..? --> num
E5 Geen een, Iuno is het gewoon altijd oneens met Iuppiter