Redde Rationem
Hoofdstuk 23, vertaling
Het is nacht. In de hut van herder Faustulus slapen de kinderen. Tevreden liggen ook de beide zonen van Rea in een en het zelfde bedje. Maar Acca en Faustulus zelf kunnen nog niet slapen. En het is niet verwonderlijk dat de herder en zijn vrouw niet kunnen slapen. "Waar heb je die jongens gevonden, Faustulus?", vraagt Acca. Faustulus zegt: "Ik wandelde dicht bij de rivier, toen ik plotseling op de oever een wolvin zag, die twee kinderen bewaakte en voedde". "Het is nauwelijks geloofwaardig, wat jij vertelt", zegt Acca, "Wie kan geloven dat een wolvin kinderen bewaakt en voedt? Maar wie zijn ze en waar zijn ze vandaan gekomen?" Faustulus antwoordt: "Ik geloof dat die jongens zonen zijn van Rea Silvia, de dochter van Numitor. Want Rea heeft twee zonen; en Amulius heeft zijn slaven bevolen hen in het water te gooien. "Wat zeg je?", roept Acca uit, "Zijn die jongens de zonen van Rea Silvia? Hoe weet je dat Rea, de Vestaalse Maagd, twee zonen heeft?" "Dat heb ik gisteren gehoord van een zekere slaaf van Amulius", antwoordt Faustulus. "Dus we hebben koninklijke jongens in onze hut! Wat zullen we doen?" Dan (zegt zijn) vrouw: "Ze zijn bij ons en ze zullen bij ons blijven! Ik begrijp dat dat niet zonder gevaar is, maar het zal niet moeilijk zijn hen te verbergen. Want wie zal hen tussen zoveel kinderen opmerken?" Dit zeggend ging ze naar het bedje, waarin de jongens sliepen en zei: "Het is wonderlijk dat jullie nog leven, jongens. Maar nu zullen jullie bij ons blijven, en wij zullen jullie goed bewaken. De goden, door wie jullie van de dood gered zijn, zullen jullie ook later beschermen." Faustulus zei slechts één woord: "Goed". Op zo'n manier zijn de zonen van Rea gered.Spreekwoord
Hetzelfde willen en hetzelfde niet willen, dat is pas hechte vriendschap.