Redde Rationem
Hoofdstuk 21, vertaling
Hulp van MarsNadat zij weggevoerd was naar de gevangenis, bad Rea, gekweld door hevige angst, met droevige stem: 'Gij, die eerder als onbekende naar mij toe bent gekomen, breng nu hulp! Help mijn ongelukkige zonen, als U hulp kunt bieden!' Mars, god van de oorlog, hoorde de smekende vrouw. Onmiddellijk daalde hij uit de hemel af en stond plotseling voor Rea. Hij zei tegen haar: 'Je moet niet huilen. Ik zal hulp brengen, zoals ik toen heb gezegd, toen ik als onbekende bij jou ben gekomen. Luister nu: Amulius zal jou niet doden; dit heeft Antho, dochter van de koning, gedaan gekregen, die van jou houdt. Ik heb jouw zonen altijd beschermd en zal ze altijd beschermen; je moet niet bang zijn, zij zijn in veiligheid. De slaven van Amulius immers hebben de jongens, nadat zij in een mandje waren geplaatst, het water in gestuurd, maar ik heb de rivier bevolen het mandje naar de oever te duwen. Een wolvin, die hen nu voedt, heeft de jongens, nadat ze naar de oever geduwd waren, gevonden. Weldra zal een herder jouw zonen vinden en naar zijn hut brengen, waar zij in veiligheid zullen leven. Later zullen zij koning Amulius verjagen en jouw vader terugleiden naar het paleis. Jij zult dan zelf jouw zonen zien terwijl zij zegevieren, en jullie zullen allen gelukkig zijn. Jij, Rea, wanhoop niet, maar wees dapper! Wij, de goden, zullen jou en jouw zonen altijd helpen.' Rea heeft geantwoord: 'ik zal dapper zijn; met een sterke geest zal ik mijn lot dragen. ' Mars is vervolgens opnieuw weggevlogen naar de hemel.