Redde Rationem
Hoofdstuk 18, vertaling
18, De droom van AmuliusHet was nacht. In de koninklijke slaapkamer sliep Amulius. Al vele maanden had hij de macht, en hij vreesde geen gevaren. In die nacht echter droomde hij een droom, die hem erg bang maakte. Een man met een baard kwam de slaapkamer binnen. Met een streng gezicht stond hij voor het bed van Amulius, daarna vroeg hij: "Waar is de koning van Alba Longa?" Amulius antwoordde: "Hier zie je de koning van Alba Longa". Toen zei de man met de baard: "De koning zie ik niet: ik zie Amulius". Met gedempte stem antwoordde Amulius: "Maar toch zie je hier de koning", maar de man met de baard schreeuwde weer: "De koning zie ik niet; ik zie de broer van de koning. Waar is jouw broer? Waar is de zoon van jouw broer?" Amulius antwoordde niet: de man met de baard vroeg echter voor de derde keer, met luide stem roepend: "Waar is de dochter van Numitor? Waar is z'n zoon? Waar is Numitor zelf?" Zwijgend en bevend zat Amulius in bed, terwijl de man met de baard schreeuwde: "Wee! Wee! Jij, die de koning niet bent, zal weldra, van de koninklijke naam beroofd, niet meer in het paleis leven: het einde van jouw koningschap nadert. De zonen van Rea Silvia zullen komen, die jou zullen straffen; en de straf zal zwaar zijn! Ach! Er zal geschreeuw in het paleis zijn! Wee! Wee! Schreeuwend vloog de man met de baard uit de slaapkamer van de koning. Eveneens schreeuwend zat de koning in bed, toen snel een van de slaven eraan kwam rennen, met in zijn hand een lamp.