Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Plato

Gorgias, 523a - 527e: de slotmythe

Dit is een tekstgetrouwe vertaling in duidelijk Nederlands van de slotmythe van de dialoog "Gorgias" van Plato. De mythe handelt over hoe een mens moet leven. Het is een mythe over de beoordeling van de ziel in de onderwereld, om te bewijzen dat onrecht ondergaan beter is als onrecht begaan. Ze vertellen het, luister dus liever naar dit zeer mooi verhaal, dat jij zal beschouwen als een mythe, naar ik meen, ik als redelijk verhaal. Want omdat ze waar zijn zal ik jou die dingen vertellen die ik op het punt sta te zeggen. Want zoals Homeros zei, verdeelden Zeus, Poseidon en Pluto de macht, nadat ze die van hun vader overgenomen hadden. Dus dezelfde wet gold voor de mensen bij Kronos en altijd en ook nu nog voor de goden, onder de mensen is er die, nadat die een rechtvaardig en vroom leven geleid heeft, telkens als hij sterft, en nadat hij naar de Eilanden der Gelukzaligen is gegaan, in gehele gelukzaligheid zonder slechts woont, en er is er die die, nadat hij een onrechtvaardig en goddeloos leven geleid heeft, en nadat hij naar de gevangenis van straf en oordeel is gegaan, die ook wel Tartaros genoemd wordt. Bij Kronos en nog pas terwijl Zeus de macht heeft, zijn de rechters levend tijdens hun leven; op die dag waarop ze op het punt stonden te sterven oordelen ze. Dus werden de vonnissen slecht geveld. Dus vertelden Pluto en de opzichters die uit de Eilanden der Gelukzaligen tegen Zeus dat er mensen onterecht aan beide kanten naar hen kwamen. Dus zei Zeus: “Maar ik” zei hij “doe dit gebeuren ophouden. Want nu worden de vonnissen slecht geveld. Want” zei hij “ de beklaagden worden gekleed berecht. Want ze worden beoordeeld terwijl ze leven. Velen dus” zei hij “die een slechte ziel hebben, hebben een mooi lichaam en afkomst en rijkdom aangetrokken, en, telkens al er een vonnis is, gaan vele getuigen met hen, die getuigen dat zijn een rechtvaardig leven geleid hebben. Door die dingen laten de rechters zich van de wij brengen, en tegelijk oordelen ze terwijl ze ook zelf gekleed zijn, terwijl ze hun eigen ogen en oren en heel hun lichaam voor hun ziel houden. Al die dingen staan hun in de weg, zowel hun eigen kleding als die van de beoordeelden. Dus als eerste” zei hij “moet het opgehouden worden dat ze hun dood van tevoren weten. Want nu weten ze dat van tevoren. Dus zei hij die dingen aan Prometheus dat hij ze zal doen ophouden voor hen. Vervolgens moeten ze beoordeeld worden, beroofd van al die dingen. Want het is nodig beoordeeld te worden als ze gestorven zijn. Het is dus nodig dat de rechter naakt is, nadat hij gestorven is, zodat hij met zijn ziel de ziel zelf bekijkt van die die plotseling gestorven is, beroofd van al de verwanten en nadat al die opsmuk op aarde achtergelaten is, opdat het oordeel rechtvaardig zou zijn. Nadat ik dus die dingen al eerder dan jullie wist, stelde ik mijn zonen als rechters aan, twee uit Azië, Minos en Rhadamantus, één uit Europa, Aiakos. Dus telkens als er iemand zal sterven, zullen ze die beoordelen in de weide, aan een driesprong waaruit twee wegen geven, de ene naar de Eilanden der Gelukzaligen, de andere naar de Tartaros. Rhadamantus zal over hen uit Azië oordelen, Aiakos over hen uit Europa. Ik zal Minos het voorrecht geven achteraf het beslissende oordeel te vellen, telkens als de twee anderen geen uitweg meer zien wat betreft iets, opdat het oordeel allerrechtvaardigst over de tochten van de mensen zal zijn. “Die dingen zijn zo, Kallikles, die ik meen dat ze waar zijn nadat ik ze gehoord had. En uit die woorden meen ik ongeveer het volgende af te leiden. De dood is precies, naar ik meen, niets anders dan de scheiding van twee zaken, van de ziel en het lichaam, van elkaar. Telkens als ze van elkaar gescheiden worden, behoudt toch elk van beide zijn eigen toestand die hij had wanneer die mens leefde, het lichaam behoudt zijn eigen aard, al de verzorging en leed duidelijk. Bijvoorbeeld als het lichaam van iemand groot is of van nature of door voedsel ofwel door beiden terwijl hij leefde, en telkens als één van die sterft is het lijk groot, en als hij dik was, is het lijk ook dik als die gestorven is, en zo andere. En verder als iemand gewoon was zijn haar lang te dragen, is die zijn lijk ook langharig. Verder als iemand een deugniet was en littekens van slagen heeft op zijn lichaam of door de zweep of door andere wonden toen hij nog leefde, en nadat die gestorven is, is het mogelijk het lichaam met die dingen te zien. Of als iemand gebroken of misvormde lichaamsdelen had terwijl hij leefde, en zijn diezelfde dingen van de gestorvene duidelijk. In één zin samengevat, zodanig als iemand zich in een toestand heeft gebracht tijdens zijn leven wat betreft zijn lichaam, dat blijft duidelijk wanneer die sterft, ofwel alles ofwel grotendeels nog gedurende enige tijd. Hetzelfde schijnt mij ook voor de ziel te gelden, Kallikles. Alle dingen zijn duidelijk op de ziel, telkens als hij beroofd is van zijn lichaam, en de natuurlijke eigenschappen en het leed die de mens door een inwerking van iedere zaak heeft op de ziel. Dus telkens als ze aankomen bij de rechters, zij uit Azië bij Rhadamantus, bekijkt Rhadamantus iedere ziel van die die hij tegengehouden heeft, zonder te weten wie hij was, maar soms neemt hij een grote koning of eender welke koning of heerser en zag dat er niets goeds in zijn ziel is. Maar hij ziet dat de ziel werd gegeseld en vol is van littekens door meineed en onrecht, die elke daad op die ziel afdrukt. En hij ziet alle verdraaiingen door leugen en grootspraak en hij ziet niets recht door de opvoeding zonder waarheid. En hij ziet dat de ziel door willekeur, wellust overmoed en gemis aan zelfbeheersing van de daden van ongeregeldheid vol is van lelijkheid. Als hij ze gezien heeft zend hij die roemloos rechtstreeks naar de gevangenis, waar die, nadat die daar aangekomen is, op het punt staat het geschikt leed te verdragen. Het past ieder die gestraft wordt en die rechtvaardig door een ander gestraft wordt, ofwel beter te worden en meer van nut te zijn ofwel worden ze een voorbeeld voor de anderen, opdat de anderen, wanneer ze de lijdenden zien lijden wat hij lijdt, uit vrees beter worden. Zij die ergens voordeel bij hebben en die gestraft worden door de goden zijn die onder de mensen die een geneeslijke misstap begaan hebben. Toch volgt er voor hen voordeel uit het leed en de pijn zowel hier als in de Hades. Want het is niet mogelijk anders van onrecht bevrijd te worden. Diegenen die het ergste onrecht begaan hebben en door zo’n onrecht ongeneeslijk geworden zijn, uit hen komen de voorbeelden, en zij zijn helemaal niet meer te helpen, omdat ze ongeneeslijk zijn. Ze zijn anderen van nut, anderen die hun door hun misstappen zien en die zeer groot, zeer pijnlijk en zeer vreselijk leed dulden voor de eeuwigheid, en die zonder meer als voorbeelden opgehangen zijn daar in de Hades, in de gevangenis, als schouwspelen en waarschuwingen voor die die altijd aankomen van de onrechtvaardigen. (…) Nadat hij soms een andere gezien heft die vroom leefde en naar waarheid, of van een gewoon man of van een ander of veeleer, meen ik, Kallikles, van een filosoof die zich met zijn eigen zaken bemoeide en niet bemoeiziek was, wel die bewondert Rhadamantus en zend hij naar de eilanden der Gelukzaligen. Wellicht lijken die dingen je dus als een mythe verteld zoals van een oud vrouwtje en waarvoor jij je schouders ophaalt, en niets zou verwonderlijk zijn als we op één of andere manier zoekend iets beter en waarachtiger gevonden zouden kunnen hebben. Nu zie je dat jullie met 3 zijn, die de wijste zijn van de hedendaagse Grieken, jij en Polos en Gorgias, en jullie kunnen niet aantonen dat het nodig is een ander leven te leiden dan dat, dat ook daar blijkt nuttig te zijn. Integendeel, in mijn woorden van die andere die weerlegt zijn, hield één bewering stand, namelijk dat er beter opgepast moet worden voor onrecht begaan dan onrecht te ondergaan, en van alles moet een mens zich eerder toeleggen op niet goed lijken te zijn maar het te zijn, zowel privé als publiek. Als iemand wat betreft iets slecht wordt, moet die gestraft worden, en dat is het tweede goed na het rechtvaardig zijn, en het rechtvaardig worden en gestraft te boeten. En alle vleierij zowel tegenover zichzelf als tegenover anderen, zowel tegenover weinigen als tegenover velen, moet vermeden worden. En de retoriek en alle andere zaken moeten altijd zo gebruikt worden voor het rechtvaardige.

Statistieken

Vertalingen op de site: 7.338

Nieuw afgelopen maand: 8

Gewijzigd afgelopen maand: 18