Phoenix > Boek 4
4 Plinius, tekst 8: massale belangstelling
Het gerucht deed de ronde over de kolonie: ze liepen allen toe en iedereen bekeek de jongen zelf alsof het een wonder was, iedereen vroeg, luisterde en vertelde. De volgende dag hielden ze de kust bezet, ze bekeken de zee en wat maar op zee lijkt. De jongens zwommen en hij zwom tussen dezen, maar voorzichtiger. De dolfijn kwam opnieuw op tijd, opnieuw naar de jongen. Die vluchtte samen met de anderen. De dolfijn sprong op uit het water, alsof hij uitnodigde en terugriep, en hij dook en draaide allerlei kringen in het water en ontwarde ze weer. De tweede (volgende) dag gebeurde dit, de derde dag, meerdere dagen, totdat de mensen, die opgevoed waren door de zee, de schaamte om angst te tonen (om te vrezen) bekropen. Ze naderden en speelden en riepen namen, ze raakten hem zelfs aan en streelden hem zelfs, terwijl hij zich aanbood. Hun lef groeide terwijl ze uitprobeerden. Vooral de jongen, die het eerst ontdekt had, zwom naar de zwemmende, sprong op zijn rug, werd gedragen en teruggedragen, hij meende dat hij herkend en bemind werd en beminde zichzelf. Geen van beiden vreesde, geen van beiden werd gevreesd. Het vertrouwen van deze en de tamheid van die nam toe. En ook de andere jongens zwommen tegelijk links en rechts terwijl ze aanspoorden en waarschuwden.Nog een andere dolfijn -wat ook wonderlijk was- zwom samen, maar slechts als toeschouwer en gezel. Want hij deed niets hetzelfde of hij verdroeg dat niet, maar hij leidde die andere en leidde hem terug, zoals de andere jongens de jongen (leiden). Het is ongelofelijk, maar het is toch zo waar als het vorige, de dolfijn, als rijdier en speelkameraad van de jongens, liet zich ook geregeld op het land trekken en nadat hij gedroogd was op het zand en toen hij het warm gekregen had, rolde hij zich terug in de zee. (liet hij zich terug in de zee rollen)