Phoenix > Boek 4
4 Plinius, tekst 8: een wonderlijk voorval
C. Plinius groet zijn vriend Caninius.Toevallig ben ik op een waar onderwerp gevallen (gestuit), al lijkt het meer op een sprookje, een geschiedenis die je levendige, verheven en dichterlijke geest waardig is. Ik heb het gehoord toen aan tafel allerlei wonderlijke gebeurtenissen van hier en van daar werden verteld. De auteur (verteller) is een heel geloofwaardige mens; maar evenwel, wat heeft een dichter te maken met geloofwaardigheid? Toch is de verteller iemand die je geloofd zou hebben, zelfs al was je van plan echte geschiedenis te schrijven.
In Afrika ligt een kolonie, Hippo, vlak bij de zee aan een bevaarbaar meer. De zee en het meer staan met elkaar in verbinding door een lagune, een soort brede rivier die beurtelings naargelang het getij zich vooruit of terug stuurt, nu eens zeewaarts stroomt, dan weer terugkeert naar het meer. Een heerlijk oord voor elke leeftijd om te varen, te vissen en te zwemmen, vooral voor de jongens die door veel vrije tijd om te spelen gelokt worden. De roem is bij hen en ze beschouwen het als een bewijs van moed om heel diep in de zee te gaan: degene die zich zo ver mogelijk van de kust en zijn medezwemmers waagt, is de winnaar. Nu was er onder de jongens één die meer durfde dan de anderen, die zich in deze wedstrijd steeds verder waagde. Een dolfijn kwam naar hem toe, zwom nu eens voor de jongen uit, dan volgde hij hem, dan zwom hij om hem heen, eindelijk nam hij hem op zijn rug, gooide hem er weer af, nam hem opnieuw op zijn rug, droeg hem –hij beefde van angst- eerst naar het diepe water en keerde daarna om naar de kust en gaf hem terug aan het strand en zijn vrienden.