Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Pallas > Druk 5: boek 3

19C (versie 1)

1 Vervolgens riep de koningin de bejaarde voedster van Odysseus
erbij: ‘Maar kom dan, sta op, lieve Eurykleia,
en was je meesters leeftijdgenoot. Ook Odysseus is denk ik al
zodanig wat betreft voeten en handen: want snel in ellende
5 verouderen de mensen.
Het oude vrouwtje bedekte haar gezicht met haar handen, en terwijl ze
warme tranen uitgoot/vergoot zei ze: ‘O kind, het meest van de mensen
haatte Zeus jou. . . Maar vooruit, luister, vreemdeling: mij heeft niet
tegen mijn zin Penelope bevolen; vele ongelukkige vreemdelingen
10 zijn al hier aangekomen, maar ik heb nog niemand zodanig gezien
zoals u gelijk bent aan Odysseus wat betreft gestalte en stem en voeten!’

Toen dan waste Eurykleia zijn voeten.
Toen ze zijn voet had gepakt, herkent zij meteen het litteken,
dat een zwijn eens met zijn witte tand hem had toegebracht, toen hij nog een jong kind was.
15 Hevig verschrikt keek de voedster naar Penelope
omdat ze met haar ogen te kennen wilde geven dat haar geliefde echtgenoot binnen is/was.
Maar Odysseus pakte met zijn recherhand haar keel:
‘Lief moedertje, waarom wil je mij te gronde richten? Jij zelf
voedde mij aan jouw borst! Nu ben ik gekomen in het twintigste jaar
20 naar mijn vaderland, nadat ik veel lotgevallen heb doorstaan. Maar (kom) zwijg!
Want niemand anders moet mijn aankomst vernemen!’

Statistieken

Vertalingen op de site: 7.338

Nieuw afgelopen maand: 8

Gewijzigd afgelopen maand: 18