Pallas > Druk 5: boek 2
Hoofdstuk 20, tekst B: Odysseus, Telemachos en Penelope
Nadat Penelope binnenkwam, ging ze tegenover Odysseus zitten in het licht van het vuur; hij zat op een grote zuil, met zijn blik naar beneden gericht, terwijl hij wachtte op de woorden van zijn echtgenote. Maar Penelope bleef lange tijd zwijgen en overwoog het volgende:"Ach, moet ik hem op afstand blijven beschouwen, of moet ik naar hem toegaan en hem omhelzen, zijn hoofd en handen vastnemend?" Want soms leek het haar dat ze hem herkende, en soms niet, omdat hij slechte kleding droeg.
Tenslotte werd Telemachos erg boos en verweet hij zijn moeder:
"Moeder, mijn moeilijke moeder, waarom heb je zo'n hard hart? Aarzel niet zo om mijn vader te begroeten! Het is Odysseus, de meest geliefde echtgenoot, die na vele ontberingen in het twintigste jaar eindelijk thuis is gekomen! Voor jou is je hart altijd harder dan steen!"
Penelope antwoordde hem: "Mijn zoon, verwijt je moeder niet zo! Ik weet niet wat ik moet doen; moet ik iets tegen hem zeggen, hem van me afhouden, of hem in het gezicht kijken?
Maar kom, ik zal hem op de proef stellen, of hij werkelijk Odysseus is. Want wij hebben tekenen die verborgen zijn voor anderen, waardoor wij elkaar gemakkelijk kunnen herkennen."