Pallas > Druk 4: Boek 1
Hoofdstuk 9, tekst A: Agamemnon geeft toe
1 .Achilles wilde uit woede niet meer voorvechter zijn2. in alle gevechten, maar zat werkeloos in zijn tent.
3. Daar zong hij met zijn lier over de daden van mannen van vroeger.
4. Toen dan overwonnen de Trojanen de Grieken en veel
5. lichamen sloegen zij neer in ieder gevecht: en zij waren reeds
dichtbij
6. het Griekse legerkamp.
7. Nu waren de aanvoerders van de Grieken niet gelukkig;
8. ze vonden Agamemnon onverstandig en verantwoordelijk voor al het
ongeluk.
9. Tenslotte zeiden ze tegen hun aanvoerder Agamemnon:
10. ‘Heerser, luister naar je vrienden en wees niet boos op ons:
11. niet wij zijn verantwoordelijk voor al het ongeluk, maar jij!
12. Wees nu niet meer onverstandig, maar doe/handel zo:
13. stuur het meisje Briseis terug naar Achilles;
14. en geef hem bovendien veel geschenken.
15. Als jij dit doet, kan jij jullie ruzie beëindigen.
16. Misschien wil Achilles weer onze voorvechter zijn.’
17. Agamemnon stemde in met hun wijze plannen:
18. ‘Jullie zijn verstandig, leiders, en jullie hebben gelijk.
19. Wees nu gerust: want ik ben bereid dit te doen.
20. Kies de beste bodes uit en stuur
21. hen naar Achilles, de leider van de Myrmidoniërs.’