Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Pallas > Druk 4: Boek 1

Hoofdstuk 21, tekst B

1 A. Jou, Elektra vraag ik: Waar zijn de vreemdelingen, die ons hebben bericht dat
Orestes is gestorven bij een ongeluk bij een wagenren?
E. Binnen troffen de vreemdelingen een vriendelijke gastvrouw.
A. Is het dus waar dat hij zijn leven heeft beëindigd?
5 E. Het is waar: want zij brachten zijn lichaam hierheen.
A. Is het mij toegestaan dit te aanschouwen?
E. Het is zeker toegestaan, maar de aanblik is zeer angstaanjagend.
A. Ik verheug mij het meest over jouw woorden…Ik beveel nu te zwijgen ende poort
te openen opdat alle aanwezigen het lijk zien;
10 want als iemand hoopt dat Orestes nog leeft, zal hij nu, wanneer hij het lijk ziet,
noodzakelijk mijn heerschappij accepteren.
A. Trekt de doek helemaal van zijn gezicht af, opdat ook ik mijn familielid op vrome
wijze met weeklachten eer.
O. Trek het zelf eraf: want het is jouw taak dit te zien
15 en liefdevol toe te spreken.
A. Maar jij spoort goed aan/je aansporing is goed: roep jij voor mij Klytaimnestra.
O. Zij is dichtbij u: kijk niet meer een andere kant op!
A. Wat vreselijk, wat zie ik? Wie hebben het gedurfd mij te bedriegen?
O. Bemerk je dan niet allang, dat Orestes nog leeft?
20 A. Wat vreselijk, ik bemerk het: hij is Orestes, die tot mij spreekt.
Het is met mij ongelukkige gedaan! Maar laat me een weinig/kort spreken.
E. Laat hem niet meer spreken, broer, maar dood (hem) zo snel mogelijk, opdat ik
bevrijd word van de ellende van allang!
O. Ga snel naar binnen; want nu is het allerminst tijd voor woorden.
25 Ga waar jíj mijn vader hebt gedood, opdat je op dezelfde plaats sterft. Want nu
zegevieren wíj!

Statistieken

Vertalingen op de site: 7.243

Nieuw afgelopen maand: 15

Gewijzigd afgelopen maand: 26