Pallas > Druk 2: boek 2
Hoofdstuk 21, tekst A: De boogwedstrijd
Terwijl Penelope nadenkt over een of de wedstrijd, gaat zij naar de voorraadkamer, om de boog en pijlkoker van Odysseus te halen.Nadat zij de boog had vastgepakt huilt ze omdat zij zich haar man herrinerd.
Daarna gaat zij weer terug naar de vrijers terwijl ze de koker en de boog draagt: Luister naar mij, vrijers, die met mij willen trouwen, omdat mijn man lang geleden naar Troje is vertrokken.
Dit is de grote boog van Odysseus. Nu beloof ik jullie het volgende: Wie van jullie deze pees spant, den een pijl schiet door twaalf bijlen, met hem trouw ik terwijl ik met hem meega.
Verheugd over de wedstrijd pakken de vrijers om de beurt de boog om de pees te spannen, maar niemand van hen hoewel hij het probeert is (daartoe) in staat.
Tenslotte zei Odysseus, die terwijl hij opstond listen verzon: Nu, vrijers van de koningin, houdt op met de strijd, morgen vroeg wil de god jullie misschien nieuwe kracht geven. Maar kom, ik smeek, is het ook voor mij mogelijk om de boog te proberen?
De vrijers berispten hem allen, omdat zij zeer boos waren, maar Penelope zei, omdat zij hem goedgezind was: ' Als de vreemdeling de boog kan spannen, wil ikzelf hem vele geschenken geven! ' Toen Odysseus zijn eigen boog had opgepakt, en nadat hij makkelijk de pees spande, schoot hij een pijl door de bijlen.
Daarna sprong hij op de hoge drempel, met de boog en de pijlenkoker: uit deze schudde hij vele en scherpe pijlen voor zijn voeten, terwijl hij deze woorden sprak:
' Nu stopt de wedstrijd, en begint de wraak! '