Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Pallas > Druk 2: boek 2

Hoofdstuk 20, tekst D: De voedster Eurykleia

Vervolgens riep de koningin de bejaarde voedster van Odysseus erbij: Kom dan, sta op, lieve Eurykleia, en was je meesters leeftijdgenoot. Ook Odysseus is misschien zo wat betreft handen en voeten: want in ellende
5 verouderen de mensen snel.
Het oude vrouwtje bedekte haar gezicht met haar handen, en warme tranen vielen uit (haar) en ze zei: O kind, het meest van de mensen haatte Zeus jou. . . Maar kom, luister, vreemdeling: Penelope heeft mij niet tegen mijn zin bevolen; vele ongelukkige vreemdelingen zijn al
10 hier aangekomen, maar ik heb nog niemand gezien zoals u gelijk bent aan Odysseus wat betreft gestalte en stem en voeten!’
Toen waste Eurykleia zijn voeten. Meteen herkende zij het litteken: want een zwijn had hem eens met zijn witte tand gebeten, toen hij nog een jong kind was.
15 De voedster schrikt hevig, en wilde meteen aan Penelope zeggen dat haar geliefde echtgenoot binnen is.
Odysseus pakte haar keel: ‘lief moedertje, waarom wil je mij te gronde richten? Jij zelf voedde mij aan jouw borst! Nu ben ik gekomen in het twintigste jaar
20 naar mijn vaderland. Maar zwijg! Want niemand anders moet mijn aankomst vernemen!

Statistieken

Vertalingen op de site: 7.338

Nieuw afgelopen maand: 8

Gewijzigd afgelopen maand: 18