Pallas > Druk 2: boek 1
Hoofdstuk 8, tekst A: taaloefening
A.
1.Gen.
2. Acc.
3. Gen.
4. Gen.
5. Nom + Acc
6. Gen.
7. Gen.
8. Acc.
9. Gen
10. Nom
B.
1. Gewijd aan de god.
2. Wij verlangen naar de wijn.
3. Hij is schuldig aan de dood van de koningin.
4. Samen met de andere burgers.
5. Hij gaat de deur uit.
6. Op het schip.
7. Op de zee.
8. Zij nemen deel aan de strijd.
9. Daar treft het verdriet.
10. Na de dood.
C.
1. Των μαχων
2. Οί άνθρωποι
3. Τωνδωρων
4. Τά έργα
5. Των θυρων
6. Τας ημέρας
7. Τους πολιτας
D.
1. De mensen beschouwen Dionysos als de god van de wijn.
2. Samen met de heersers gaat Ariadne het schip uit.
3. De kinderen verlangen naar vrijheid.
4. De angst is verantwoordelijk voor de vlucht van de burgers.
5. Wij beschouwen de dood als angstaanjagend.
6. Hij beschouwt zichzelf als schuldige aan het verdriet.
7. De Atheense burgers verlangen altijd naar wijn.
8. De kinderen slapen op het schip..