Pallas > Druk 1: boek 3
Hoofdstuk 8 Alexander de Grote 10A: De krijgsgevangenen
Hij verwaarloosde noch de moeder van Dareios, noch zijn vrouw of zijn kinderen. Maar sommigen, van degenen die de lotgevallen van Alexander hebben beschreven, zeggen dat hij in die bewuste nacht, waarin hij van de achtervolging van Dareios was teruggekeerd, toen hij bij de tent van Dareios was gearriveerd, die voor hem gereserveerd was, geweeklaag van vrouwen hoorde en andere soort gelijke geluiden niet ver van de tent. En (zij zeggen) dat hij dus informeerde wie die vrouwen wel waren en waarom zij zo dicht bij hun tent hadden : en dat iemand toen verkondigde: "Oh koning, de moeder en de vrouw van Dareios en zijn kinderen jammeren in de veronderstelling dat Dareios dood is, omdat hun bericht werd dat u de boog van Dareios heeft ende koninklijke kaftan en dat 't schild van Dareios is teruggebracht. Dat Alexander, toen hij dat gehoord had, Leonnatos, één van zijn vrienden, naar hen toezond met de opdracht om te vertellen dat Dareios leefde en dat hij de wapens en de kaftan, toen hij vluchtte, op zijn wagen had achtergelaten en dat Alexander alleen die dingen had. En dat Leonnatos, nadat hij de tent binnen was gegaan, zowel de mededelingen over Dareios overbracht, als ook dat Alexander hun een koninklijke hofhouding toestond en het verdere eerbetoon en toestond dat zij aangesproken werden als koningin en prinses, omdat voor hem de oorlog tegen Dareios immers niet was ontstaan uit vijandschap maar dat er om de heerschappij over Azië recphpatig voortdurend oorlog was gevoerd.