Pallas > Druk 1: boek 3
Hoofdstuk 5 Ilias 2B: Helena heeft spijt
Zo sprak hij, en tot hem sprak helemaal niet Hektor met de fonkelende helm. Maar tot hem sprak Helena met vriendelijke woorden: “Zwager van mij, onheilstichtende, huiveringwekkende teef,had op die dag, zodra mijn moeder mij gebaard had, een boosaardige windvlaag mij maar weggedragen naar een berg of een golf van de luid klotsende zee, waar een golf mij weggerukt zou hebben, voordat deze dingen gebeurden. Maar omdat de goden deze rampen zo voorbeschikt hadden, was ik vervolgens maar de echtgenote van een betere man, die weet zou hebben van de afkeuring en de vele verwijten van de mensen. Aan hem is natuurlijk nu niet een bezonnen geest en ook later zal er geen zijn; daarom ook denk ik dat hij er de gevolgen wel van zal ondervinden.
Maar vooruit, kom nu naar binnen en ga zitten op deze stoel, zwager, aangezien het leed het meest drukt op jouw geest omwille van mij, teef, en vanwege de verblinding van Alexander, voor wie Zeus een rampzalig lot beschikte, opdat we ook later voor de toekomstige mensen stof voor een lied zijn.”
Haar antwoordde vervolgens de grote Hektor met fonkelende helm: “Laat me niet plaatsnemen, Helena, hoewel je het goed meent; want je zult me niet overhalen. Want mijn hart verlangt er al naar, opdat ik te hulp kom aan de Trojanen, die mij erg missen, wanneer ik afwezig ben. Maar spoor jij deze aan, want hij moet zich zelf ook haasten opdat hij mij, wanneer ik in de stad ben, inhaalt. Want ook ik zal naar huis gaan, opdat ik zie mijn huisgenoten, zowel mijn dierbare echtgenote als mijn jonge zoon. Want ik weet niet, of ik weer naar hen zal terugkeren, of dat de goden mij al doen bezwijken onder de handen van de Achaïers.