Pallas > Druk 1: boek 3
Hoofdstuk 10 Demosthenes Neaira 3B: Twee aanklachten
Nadat Stefanos een proces was begonnen tegen hem om alimentatie in het Odeion zoals de wet die beval dat, als hij de vrouw weg stuurde, dat hij de bruidsschat terug geeft, als men dat niet doet, moest men 18 procent rente betalen. En de wet die beval dat de kurios het recht heeft om te procederen in het Odeion ten behoeve van de vrouw. En toen om de alimentatie geprocedeerd was , klaagde Frastor Stefanos aan, en hij daar klaagde hem aan bij de Thesmotheten. Omdat Stefanos de dochter van een vreemdeling uithuwelijkte aan de Atheense Frastor alsof zij verwant aan hem was, naar die wet. En lees mij die wet voor: Als iemand een vreemdelinge vrouwuithuwelijkt aan een Atheense man alsof zij verwant is aan hem zelf, dan moet hij het burgerrecht verliezen, en het bezit van hem moet geconfisceerd worden en een derde deel hiervan moet toekomen aan degene die het proces heeft gewonnen. Iedereen aan wie dat geoorloofd is moet een aanklacht indienen bij de Thesmotheten zoals in het geval van het zich onrechtmatig
toe-eigenen van burgerrecht. En hij las jullie dus de wet voor volgens welke Stefanos aangeklaagd werd door Frastor bij de Thesmotheten. Nadat hij begrepen had dat hij gevaar zou lopen als hij schuldig word bevonden dat hij zijn vreemdelinge dochter heeft uitgehuwelijkt en dat hij
blootgesteld zal worden aan de ergste straf, treft hij een regeling met Frastor en hij zag af van de bruidsschat en hij trekt de aanklacht wegens alimentatie. En Frastor de aanklacht bij de Thesmotheten. En dat ik de waarheid spreek zal ik voor jullie Frastor zelf als getuige roepen en zal ik hem dwingen te getuigen volgens de wet, roep voor mij Frastor uit A.