Pallas > Druk 1: boek 2
Hoofdstuk 20, taaloefeningen
A.1. wij komen aan
2. jij wil
3. zij gaan
4. jij komt
5. wij gooien
6. hij bemerkt
7. jij weet
8. wij gaan weg
9. jullie leiden, leidt
10. jullie gaan, gaat
11. hij ontstaat
12. wij zijn blij
13. gaan
14. bemerk
15. jij verschijnt
16. weet
17. zij ontstaan
18. hij staat op
19. ligt
20. ik ben blij
B.
1. jij kan
2. wij liggen
3. zij weten
4. weet (ev)
5. liggen
6. sta op! (mv) jullie staan op
7. ik sta op
8. hij kan
C.
1. De meester van het eiland is blij met de goede woorden van de godin.
2. Argos is blij omdat hij na lange tijd de stem van de meester hoort.
3. Penelope weet niet dat haar zeer geliefde Odysseus al in huis is.
4. Waarom wil Odysseus nooit ophouden met de listen?
5. Odysseus verhindert Eurykleia de waarheid te zeggen.