Ovidius en Caesar
Tekst 9.2: De Galliërs vallen het Romeinse kamp aan
1. En zo snellen ze onverwachts naar het winterkamp van Cicero en beginnen het legioen te belegeren.2. De onzen (onze soldaten) rennen snel naar de wapens en beklimmen de wal. Deze dag wordt ternauwernood verdragen (hield men het deze dag uit), omdat de vijanden al hun hoop in snelheid stelden en erop vertrouwden dat zij wanneer zij deze overwinning behaald zouden hebben, voor altijd overwinnaars zouden zijn.
3. Terstond worden door Cicero brieven naar Caesar gestuurd, nadat er grote beloningen (aan de boodschappers) in het vooruitzicht waren gesteld, als ze de brief zouden hebben overgebracht; omdat alle wegen bezet waren, werden de gezondenen (de boodschappers) gevangengenomen. 's Nachts worden van dat materiaal dat zij ter wille van de versterking bijeengebracht hadden, ruim 120 torens opgericht; die dingen die aan de versterking leken te ontbreken, werden voltooid.
4. De vijanden vallen de volgende dag het kamp aan, nadat nog veel grotere troepen bijeengebracht waren, en gooien de gracht dicht. Door onze soldaten wordt op dezelfde wijze weestand geboden als de vorige dag. Datzelfde gebeurt achtereenvolgens op de overige dagen. Geen enkel deel van de nacht wordt ongebruikt gelaten voor het werk; aan de zieken noch aan de gewonden wordt gelegenheid tot rust gegeven. Wat ook maar nodig is voor de bestorming van de volgende dag, wordt 's nachts voorbereid.
5. Cicero zelf, hoewel hij van een zeer zwakke gezondheid was, gunde zich zelfs de nacht niet voor rust, zodat hij zelfs het opdringen en door de smeekbeden van de soldaten wordt gedwongen zichzelf te sparen.