Ovidius en Caesar
Tekst 11.1
1) De volgende dag braken de Helvetiërs hun kamp op van deze plek. Caesardeed hetzelfde en hij stuurde de hele ruiterij, ongeveer vierduizend man,
die hij uit de hele provincie en de Haedui en hun bondgenoten bijeen had,
vooruit, die moesten bekijken in welke richtingen de vijanden hun tocht
maakten.
2) En deze leverden slag op onbekend terrein met de ruiterij van de
Helvetiërs terwijl ze de achterhoede al te enthousiast achtervolgeden en
weinigen van de onzen sneuvelden.
3) Overmoedig geworden door deze slag begonnen de Helvetiërs, omdat ze zo'n
grote menigte ruiters hadden verdreven met 500 ruiters, soms overmoediger
halt te houden en ze begonnen de onzen met hun achterhoede tot een gevecht
uit te dagen.
4) Caesar weerhield de zijnen van een gevecht en stelde zich voor het moment
tevreden ermee om de vijanden te weerhouden van roofpartijen en
plunderingen.
5) Zo hebben ze gedurende vijftien dagen hun eis afgelegd zodat er tussen de
achterhoede van de vijanden en onze voorhoede niet meer dan telkens vijf à
zes mijl in lag.