Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Ovidius

Metamorphosen 1, vers 452 tot 567: Apollo en Daphne

Daphne & Apollo

Zo geraakte de God in vuur en vlam:zo brandde zijn hele borst en hij voedde zijn onbeantwoorde liefde door te hopen. Hij zag haar onopgesmukt met haar haar los in de hals en ‘wat als ze zich opsmukt’ zei hij. Hij zag haar ogen schitteren als vuur en gelijkend op sterren. Hij zag haar mondje en alleen zien was niet genoeg. Hij loofde haar vingers en handen en armen en de meer dan de helft onbedekte bovenarmen. Hij meende dat als iets verborgen was, het nog beter was. Ze vluchtte sneller dan een licht briesje en de woorden van de terugroepende konden haar niet tegenhouden. Ik smeek je nimf, dochter van Penei, blijf staan. ‘ ik volg je niet als vijand, nimf blijf staan! Je vlucht zoals een lam voor een wolf, zoals een hinde voor een leeuw, zoals een duif met trillende vleugelslag voor een arend. Iedereen zijn vijand. Mijn liefde is de rede om jou te volgen. Onderzoek toch aanwie je bevalt. Ik ben geen herder, ik ben geen bewoner van een berg; ik bewaak hier geen kudde wild vee als een wildeman. Je weet niet, zotje, voorwie je vlucht; daarom vlucht je. Het land van Delphi & claros & tenedos en mijn paleis van Patarea dienen mij; Jupiter is mijn vader. Door mij is geweten wat zal zijn, wat is en wat was. Door mij stemmen de liederen overeen met de snaarspelen. Mijn pijl is in elk geval trefzeker, maar er is 1 pijl trefzekerder dan de mijne, nl diegene die in mijn leeg hart/ borst een wonde heeft gemaakt.

De geneeskunde is mijn uitvinding. Ik word gezegd hulpbrengend te zijn over heel de wereld en de kracht vd kruiden is aan mij onderworpen.

Wee mij, omdat mijn liefde met geen enkel kruid te genezen is ! de kunst baat niet voor de heer, maar voor allen!

Zo waren de God en het meisje: de eerstgenoemde snel door hoop, de laatstgenoemde snel door angst. Toch volgde hij haar en geholpen door de vleugels van de liefde was hij sneller en hij gunde zichzelf geen rust en hij zat de vluchtende op de hielen en hij blies reeds tegen de haren die verspreid lagen in har hals. Nadat haar krachten verbruikt waren, verbleekte ze.

Nadat haar gebed nauwelijks beëindigd was, hield een zware verlamming haar ledematen vast. Haar zacht hart werd omgord door een fijne schors , haar haren groeiden tot bladeren , haar armen groeide tot takken, haar zopas nog snelle voeten bleven hangen in de trage wortels. De kruin bedekte haar gelaat. Haar (schoonheid) glans bleef als enige. Ook hiervan hield Apollo, en nadat hij zijn hand op de boomstam had gelegd, voelde hij nog een trilling (het hart) onder de nieuwe schors kloppen. En nadat hij haar takken had omarmd zoals lichaamsdelen met zijn armen gaf hij een kusje op het hout. Het hout vermeed toch het kusje. Waarop de God: ‘een aangezien ja mijn echtgenoot niet kan zijn, ben je zeker mijn boom.’ Zei hij.’ Mijn haar, mijn citer en mijn pijlenkoker zullen altijd jou hebben, (mooie) laurierboom!’

Statistieken

Vertalingen op de site: 7.338

Nieuw afgelopen maand: 8

Gewijzigd afgelopen maand: 18