Ovidius
Met. 11.100-145: Midas, de wens van een Oosterse vorst
De wens en de vervulling :Midas , die het geschenk zal misbruiken zegt: 'Maak dat al wat ik met mijn lichaam zal aangeraakt hebben verandert in goudgeel goud.' Bachus stemde in met het gewenste en loste zijn belofte,die schade zal berokkenen, in en hij betreurt dat hij [Midas] geen betere dingen gevraagd had.
Blij gaat hij weg en de Byricinthische held verheugt zich op het kwaad en hij test de betrouwbaarhaid van het beloofde uit door telkens vanalles aan te raken.
Hij heeft een tak van de steeneik af getrokken : de tak is van goud geworden.
Hij heeft een steen van de grond genomen : ook de steen werd bleek door het goud.
Hij heeft ook een aardkluit aangeraakt : door de machtige aanraking wordt de aardkluit een goudklomp.
Hij plukte een aar van de droge Ceres : de oogst was van goud.
Hij houdt een vrucht geplukt van een boom vast : je zou denken dat het gegeven was door de Hesperiden/Nimfen.
Indien hij de vingers naar de hoge deurstijlen bewogen heeft, lijken de deurstijlen te stralen.
Onverwachte gevolgen :
Hij vat zijn verwachtingen nauwelijks, zich alles van goud voorstellend. Zijn dienaars dekken de tafel voor hem die gelukkig is. Toen echter hij, met zijn rechterhand de geschenken van Cerens aangeraakt had, werden de geschenken van Cerens hard; en hij maakte zich klaar om met begerige tand het spijs te verslinden, maar bewogen door de tand werd het spijs bedekt door een laag goud; Hij had de gever van het geschenk (=wijn) vermengt met puur water : je kon zien dat vloeibaar goud door zijn keel stroomde. Geschokt door de nieuwheid van het onheil en rijk en ongelukkig wenst hij de rijkdom te ontvluchten en wat hij zopas had verlangd, haat hij nu.
Geen enkele voorraad verlicht zijn honger; de droge dorst verschroeit zijn keel en hij wordt verdiend gemarteld door het gehate goud.
De bevrijding :
Terwijl hij zijn hand en zijn schitterende arm naar de hemel opheft zegt hij : 'Schenk vergiffenis, vader Bachus, we hebben een fout begaan! Maar heb medelijden, ik smeek u, ontruk mij van het schitterende onheil!' De wil van de goden is milt: Bachus herstelt hij die bekend een fout te hebben begaan, en hij maakte het geschenk,dat hij gegeven had omdat hij zich hield aan de afspraak, ongedaan. Hij zegt: 'Opdat je niet omringd blijft door het verkeerd gewenste goud, ga naar de stroom naburig aan het grote Sardes, en ga over de bergrug heen terwijl je het water dat stroomt tegemoet gaat, totdat je komt aan de oorsprong van de bron. Sop je hoofd in de schuimende bron, daar waar er het overvloedigst uitstort, en reinig tegelijk je lichaam, tegelijk je misdaad.'
De koning gaat het water dat hem aangeraden is in : de goude kracht kleurt de rivier en het gaat over van een menselijk lichaam naar de stroom.