Optio
Hoofdstuk 3: thema 1: Seneca: Medea : r 116-136
Ik sterf, in mijn oren klinkt het bruiloftslied. Zelf geloof ik nauwelijks wat mij overkomt. Hoe kon Jason mij dit aandoen? Hoe kon hij mij in een onbekend land alleen achterlaten nadat hij mijn vader, mijn vaderland en koninkrijk van me wegnam, onverbiddelijke! Hij die zag dat door mijn misdaad het vuur en de zee overwonnen werden. En gelooft hij zelfs dat iedere misdaad opgebruikt is?Onzeker en waanzinnig word ik met razende geest heen en weer naar alle kanten gesleurd. Hoe zou ik mij kunnen wreken? Och, had hij maar nog een broer! Maar hij heeft een vrouw…in haar moet het zwaard gestoken worden! Maar, is dit wel genoeg voor mijn ellende?
Als er nog misdaden zijn in de Griekse of barbaarse steden die mijn handen nog niet kennen, bereid die dan nu voor. Dat jouw misdaden je aansporen en dat ze allemaal terugkeren: het gestolen Gulden Vlies van het (mijn) koninkrijk, de kleine broer van het goddeloze meisje, in stukken gehakt met een zwaard en in zee naar haar vader geworpen, en het lichaam van de oude Pelias, gekookt in een koperen ketel.
Hoe vaak heb ik, goddeloze, al ‘dodelijk’ (vermoord) bloed vergoten? Maar geen enkele misdaad deed ik uit woede: het was een ongelukkige liefde die mij dreef.