Minerva > Boek 1
Hoofdstuk 3, Taaloefening C
1. Kijk, de dochter kan de godin helpen.2. Jullie moeten je nu inspannen!
3. Dus jullie kunnen veel geschenken geven.
4. Mijn kinderen zijn zeer boos.
5. Waarom zwerf/dwaal je rond door de bossen?
6. Jullie zoon is ook wonderbaarlijk.
7. Wij zien grote overwinningen.
8. Drink veel water.
9. Heb jij eten?
10. Luister meteen!