Lingua Latina > Boek 2
Hoofdstuk 20, oefeningen 6, 9 en 10
Hoofdstuk 20Oef. 6
1. ego
2. tu
3. ille
4. eum
5. eius
6. suum
7. ipse
8. qiu
9. nos
Oef 9
Faciunt: zij doen/maken
Facient: zij zullen doen/maken
Faciebant: Zij deden/maakten
Fecerunt: Zij hebben gedaan/gemaakt
Fecerant: zij hadden gedaan/gemaakt
Facite: jullie moeten doen/maken / Doe/maak (Gebiedende wijs)
Oef 10
1. tuba, carmen, sonare
2. servus, opus, aedificare
3. deterrere, iratus, imminere
4. rex, regnare