Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Lego

Hoofdstuk 3, tekst 1-51

Lego H. 3 Uit het leven gegrepen
I.Grafschriften

1
Jij die dit opschrift leest, denk er aan dat je sterfelijk bent.

2
Reiziger! Reiziger!
Wat jij bent, was ik/ben ik geweest.
Wat ik nu ben, zul jij ook zijn.

5
Zolang als ik heb geleefd, heb ik graag/naar hartelust gedronken.
Drinkt jullie, die leven.

8
De situatie/het leven van de mensen is zoals citroenen:
of ze vallen wanneer ze rijp zijn, of ze worden nog niet rijp/onrijp verzameld.

10
Geliefd bij de mijnen heb ik geleefd, als maagd heb ik mijn leven teruggegeven. Dood ben ik hier en ik ben as, die as is aarde.
Maar als de aarde een godin is, ben ik een godin, ben ik niet dood.
Ik vraag u, vreemdeling, wil mijn botten niet schenden.
Muisje, zij leefde 13 jaar.

13
Als ik, jouw moeder, zou kunnen, zou ik, zoon, de dood in jouw plaats ondergaan.
Nu lig je in deze grafheuvel. Moge de aarde licht voor je zijn.

II. Graffiti

22
Ik sta verbaasd, muur, dat je niet tot een puinhoop vervallen
bent,
jij die de walgelijke dingen van zoveel schrijvers draagt.

32
Wie ook maar bemint/Ieder die bemint, moge gezond zijn, moge omkomen wie niet weet te beminnen, moge tweemaal zoveel omkomen ieder die verbiedt te beminnen.

III. Epigrammen van Martialis
33:Populair
Mijn Rome prijst, bemint, bezingt onze/mijn boekjes,
en ons/mij (hebben) alle plooien, elke hand heeft mij.
Kijk een zeker iemand bloost, wordt bleek, staat stomverbaasd, spert de mond open, haat (me).
Dat wil ik: nu bevallen
onze/mijn gedichten ons/mij.

34: Dodelijke bewondering

Jij bewondert alleen, Vacerra, de oude (dichters)
en niet prijs je dichters tenzij ze dood zijn.
We vragen dat je (ons) vergeeft, Vacerra: zoveel
is dat ik aan jou beval niet waard.

35: Logisch

Je klaagt, Velox, dat ik lange epigrammen schrijf,
zelf schrijf je niets: jij maakt kortere.

36: Aanval

Men vertelt dat Cinna versjes tegen mij schrijft.
Niet schrijft hij, wiens gedichten niemand leest.

37: Presentexemplaar

Waarom ik mijn boekjes niet naar jou, Pontilianus, zend?
Opdat jij de jouwe niet aan mij zendt, Pontilianus.

38: De beste stuurlui ...

Terwijl jij de jouwe niet uitgeeft, plunder/bekritiseer je mijn gedichten, Laelius.
Wil of de onze niet bekritiseren/plunderen, of
geef de jouwe uit.

39: Voorkeur

Geen vrouw kon boven jou verkozen worden, Lycoris:
geen vrouw kan boven Glycera verkozen worden.
Deze zal dat zijn, wat jij (was): jij kunt niet zijn, wat deze is.
Wat doet de tijd! Deze wil ik, jou héb ik gewild.

40: Haar beste eigenschap

Gemellus streeft een huwelijk met Maronilla na/tracht te bereiken
en hij begeert (haar) en dringt aan, en bidt en geeft cadeautjes.
Is zij zo mooi? Integendeel, niets is lelijker.
Wat wordt er dan in haar nagestreefd en wat bevalt
er/waarom bevalt ze ? Ze hoest.

41: Meer dan zat

En ik kon je gelaat missen
en je nek en je handen en je benen
en je borsten en je kont en je billen,
en, opdat ik me niet inspan de dingen stuk voor stuk gedetailleerd op te sommen,
5 ik kon jou helemaal, Chloë, missen.

42: Een rijk bezit

Je landgoederen heb je in je eentje en in je eentje, Candidus, je munten,
je gouden servies heb je in je eentje, je servies van agaat heb in je eentje
je Massische wijnen heb je in je eentje en de Caecubische
(uit de tijd) van Opimius in je eentje,
en je hart heb je in je eentje, en in je eentje je talent.
5 Alles heb je in je eentje -stel je voor dat ik dat wil ontkennen-
maar je vrouw heb je, Candidus, samen met het volk.

43: Opbrengst

Reeds je zevende vrouw, Phileros, wordt door jou begraven in je akker.
Aan niemand, Phileros, geeft de akker meer terug dan aan jou.

44: Doordenkertje

Alle vriendinnen, Fabianus, die Lycoris had
heeft ze ten grave
gedragen. Moge zij een vriendin voor mijn vrouw worden.

45: Wat een pech!

Waarom zien we Saleianus bedroefder (dan anders)?
‘Is de reden soms licht/onbelangrijk?’ zeg je. ‘Ik heb mijn vrouw ten grave gedragen.’ O grote misdaad van het lot! O zwaar toe
val/zware slag! Is die, die rijke Secundilla gestorven,
5 die jou één miljoen aan bruidsschat gaf?
Ik zou niet willen dat dat jou overkomen was, Saleianus.
46: (Pro)creatie

Op welke manier Philinus, vraag je,
vader is geworden, die nooit neukt? Laat Gaditanus, (o) Avitus, dat zeggen die niets schrijft en toch dichter is.

47: Voordeeltje

Wat het land bij Nomentum mij teruggeeft/oplevert, vraag je, Linus?
Dit geeft het land bij Nomentum mij terug: jou, Linus, zie ik niet.
48: Liefde maakt blind
‘Quintus bemint Thaïs.’ ‘Welke Thaïs?’ ‘Thaïs de één-ogige/met één oog.’ Thaïs heeft één oog niet, hij twee (niet).

49: Uit dineren

Philo zweert dat hij nooit thuis gedineerd heeft, en dat wil zeggen:
hij dineert niet, zo vaak als niemand hem heeft
uitgenodigd.
50: De dokter en de dood

Tot voor kort was hij dokter, nu is Diaulus begrafenis
ondernemer:
wat hij als begrafenisondernemer doet, heeft [lett.: had] hij ook als dokter gedaan.

51: Verkouden?

Waarom doe jij een wollen doek om je hals, als je gaat voordra
gen?
Die past meer bij onze oren.

Statistieken

Vertalingen op de site: 7.338

Nieuw afgelopen maand: 8

Gewijzigd afgelopen maand: 18