Kosmos > Oude druk
Hoofdstuk 6, Tekst A
De aanklager zegt dat ik onterecht het geld van de stad neem/ontvang. Want hij heeft mij gezien, zittend op een paard en daarom is hij van mening dat ik niet invalide ben. Bovendien zegt hij dat ik een vak ken en zonder het geld kan leven.Maar, (o) raad, hij liegt, zoals ik zal aantonen. Jullie weten denk ik allen, hoe het leven van mij nu eenmaal is, toch zal ik het aantonen! Want mijn vader heeft mij niets nagelaten. Ik heb mijn moeder altijd onderhouden tot het einde.. Er zijn nog geen kinderen aan mij/ik heb nog geen kinderen die mij kunnen verzorgen..
Mijn vak helpt mij een beetje, maar zelf oefen ik het al moeilijk uit, en een opvolger kan ik nog niet vinden.. Er is aan mij/ ik heb geen ander geld behalve dit. Daarom is het onterecht dat jullie het afnemen....
Luister dus raad, en maak geen lawaai. Toen ik nog jong was kreeg ik het geld altijd van jullie. Waarom willen jullie het nu afpakken?? Want het is vreemd dat jullie toen het geld gaven/verschaften, en het nu weer willen afnemen...
Maar de aanklager zelf heeft mijn armoede duidelijk aangetoond.. Want toen de Panathenaia er waren/werden gehouden en het nodig was dat de burgers de tempels versierden, vroeg de aanklager het vele anderen, maar mij vroeg hij niet. Het is dus duidelijk dat zij rijk zijn, en ik niet....